Het was in 2004; luchthaven Girona na afloop van de Transpirinaika. Jos en ik zaten behoorlijk uitgewoond op een bankje met de fiets in de hand [ les 1 laat nooit je fiets alleen], toen we werden aangesproken door een Italiaan. Een mooie dialoog volgde met een verhaal over onze fietsbezigheden in contrast tot het platte Holland, en uiteraard ook wat beleefdheidsfrasen over zijn fietsavonturen. Hij kwam uit Cuneo, en hij tipte ons over de Colle di Fauniera 2541 hm, die dat jaar voorzien was van een grote buste van Pantani. Op deze berg was het,dat Pantani in 1994 voor het eerste furore maakte, in de Giro met een overwinning. Binnen enkele jaren zou de col omgedoopt worden tot Cime Pantani.

Terug in Nederland ben ik naar de wandelwinkel gegaan voor wat kaartmateriaal, en een volgend reisdoel was geboren. In 2005 moesten we het op het laatste moment jammerlijk afblazen, toen onze hauffeur ziek afhaakte. Maar na eindelijk weer eens een kampeertrektocht in 2007, was iedereen zo enthousiast, dat het programma bij de traditionele bananen‐omeletmeeting al beklonken werd.  De Tour de Grand Pics was geboren, met de 4 hoogste Franse passen, en enkele hoge Italiaanse Passen net over de grens . In totaal 16 cols boven de 2000 meter, en de finale tijdrit op Alpe d Huez. Vele mailslingers volgden over voorstellen voor: bergklassementen, ODO klassementen, kilometerklassementen, grammenneuken, tijdritcompetitie etc. zodat de naam Grote Pikken Toer ontstond. In een meer gekuiste versie heette het uiteindelijke de GPT NTVRMTJS OPDEFI.

 

Maarten de chauffeur van 2007 was helaas niet beschikbaar, maar ex‐bergbewoner Hebbo Schierbeek en Jan Baake bleken graag bereidt ons te begeleidden met de auto. Jos haakte helaas 2 weken van te voren af, maar gelukkig bleef hij in Nederlandachter met PC, zijn vriendje buienradar en de Nokia zodat hij steeds beschikbaar was. Het laatste overleg was traditioneel bij de natuurmonumenten‐appelgebak‐tent op de Posbank. Waar mijn Trude iedereen op het hart drukte te letten op mijnslordigheid, zodat ik geen spullen zou laten slingeren, en zorg te dragen voor het dragen van een helm in de afdalingen.

Deelnemers Jaap Roosma, met zijn onafscheidelijke ETP bus, Jan Schippers die weer voor de prima routekaartjes had gezorgd, Freek Weers, Cor Kooy, Gerrit Wansink en rookie Vincent Persoon.

Zo stonden we op vrijdagmiddag 29 augustus om 14.30 uur klaar in Villard Reculas met de fiets in de hand voor een flinke trip van ca 900 km en 25.000 hoogte meters.

DAG 1 VILLARD RECULAS – ALPE D HUEZ – COL DE SARENNES – COL DU LAUTARET –

COL DE GALIBIER ‐ BRIANCON 103 km 2424 hm.

Rond het middaguur, na een autorit van 11 uur kwamen met de 3 auto’s aan, in een schitterend zonnetje bij Villard Reculas. Het is een klein dorpje tussen Allemont en Huez, op ca 1450 m hoogte gelegen met schitterend gezicht op Bourg d”Oisans en de gletscher van La Meije. Alles snel organiseren; fietsen in elkaar, spullen overpakken in de bus van Jaap, Hebbo en Jan instrueren over de route en zo zaten we binnen een uur op de fiets. Via smalle straatjes het dorp uit, en dan over het schitterende balkon‐weggetje naar Huez. We hadden schitterend zicht op veel van de beroemde21 bochten, en speciaal de volledig oranje gekleurde bocht 7 bij de begraafplaats. De smalle bochtige weg vormde ook een mooie vuurproef voor het chauffeurskoppel Hebbo en Jan. Via een klein hobbelhupje en daarna een afdaling, kwamen we onder lift door in Huez en zo kwamen we op de beroemde klimweg van de Hollandse Berg, tussen bocht 6 en 7. Voor mij een soort deja‐vu gevoel, na de Alpe d Huzes missie in  juni.
Vanaf dit punt is het nog 4 km naar het beroemde skidorp en 400 hm, gelijk probeerde ik er maar eens van de routekennis te profiteren en er een flinke snok aan te geven. Wat is er mooier dan in een klim de bordjes Ralentissez [ langzaam rijden] op te zien lichten.. Cor en Jaap wisten hoe de vork in de steel zat, en poften er vervolgens hard overheen, en zo hadden we na 10 minuten fietsen al een stevige koers richting de top. Dat was terug in Nederland ook mooi te zien aan de pufkoppiesop de traditionele internetfoto’s van de vaste fotografen van Photo Breton op de Alpe. In het foeilelijke dorp volgden we de route naar de finish van de Touretappe, en daarna door naar de Col de Sarennes. Een relatief onbekende top die jebereikt als je vanuit Alpe d Huez ca 10 km doorklimt en 300 hm extra kost. Een smal weggetje van zeer slechte kwaliteit, met grote goten erin voor de afvoer van het gletscherwater. Maar de omgeving is schitterend in de fantastische zon, rechts de gletscher van het skigebied en links de weilanden en dieptes met schitterende paadjes, waar je als mountainbiker van kan dromen. Al kwebbelend en vele oh’s en ah’s verder, kwamen we op de top met de karakteristieke 3 seinpalen. Van daaruitwas het alle hens aan dek, tijdens de afdaling over het slechte wegdek, met nog steeds de geulen. Cor had dit jaar wat daallessen genomen en ging ons voor, achterin werd Jaap zelfs ingehaald door Freek, die niet bekend staat als de snelste daler, naar later bleek door een spaakbreuk. Gelukkig kwamen we verder allemaal heel beneden en konden we beginnen aan de lange klim van de Lautaret over de N‐ weg; 25 km en 700 hm een makkie dus. Iedereen was nog erg hitsig en er werd flink doorgeknald over de weg, en ik moest laten lopen samen met Jan en Jaap. Halverwege kon Jaap zijn wiel verwisselen bij de bus, en wij de helmen afgeven om warmtestuwing tevoorkomen. Hoewel het geen aangename weg is, is de omgeving schitterend. Een snelstromende rivier naast je, waterspuwende cascades in de bergen links en rechts, en dominant aanwezig; de witte toppen van de gletscher. Een week later zou in, omgekeerde richting nog veel meer water van boven, ons danig parten spelen in de afdaling dus. Na het dorpje La Grave begint de klim serieus, voorafgegaan door een aantal tunnelpassages. De percentages klimmen naar 6 % tot 8 %, en ook het vieze windje maakt het toch, lastig. Ik zie Vincent en Cor een paar bochten boven, en ook Freek rijdt in de tunnels angstig hard, en dus ook ver bij mij weg. Op de top zitten onze chauffeurs al aan de drank, en ze maken zich wat zenuwachtig, of we wel of niet een camping zullen vinden, en of het niet te laat wordt . Ze hebben al flink op Vincent, Cor en Freek ingepraat, zodat ze al bijna tot het besluit zijn gekomen, niet de Galibier te doen.
De revolte van Hebbo aan de thee, en Jan met typische manier van wijnglas vasthouden, wordt gelukkig in de kiem gesmoord. Gerrit stond bijna met tranen in de ogen: maar dit is één van de mooiste cols van Frankrijk…! Ik ben zeer beslist, en wetende dat Jaap die achter mij komt dat ook is, beginnen we om 18.00 uur nog aan de 8 km naar de top van onze 1e Grote Pik. De eerste beste grote top laat liggen is  toch absoluut geen optie. Hoewel lastig na een doorwaakte nacht in de auto, is de keuze toch niet voor niks geweest. Ruig gesteente, massief hooggebergte, veel spanning op de benen, koeien op de weg en Mn de laatste kilometer veel wind en super steil, komen we na 3 kwartier boven. Freek heeft de nacht in de auto schijnbaar goed verwerkt want hij klimt vlot achter Cor en Vincent. Hij komt enkele minuten na Vincent (1e) en Cor (na een minuut) boven. Daarna volgen Jaap en Gerrit. Jan is bij het tunneltje achter gebleven. Gerrit legt enkele Hollanders uit dat de Mont Blanc als tafelvorm zichtbaar is. Voor de leken is er veel te zien maar geen tafel… Het uitzicht is koud maar fantastisch, harde ongepolijste bergwereld, wat zijn wij toch kleine mannetjes ! Daarna is het nog een eitje van 40 km over de grote weg naar Briancon, op zoek naar een camping. Die camping, dat was wel een diepe zucht, want het lag 3 km buiten de stad met nog een fikse klim te gaan. Er werd veel gepiept op dit laatste klimmetje. De korte nacht begon zijn tol te eisen. Maar dit weggetje leek heel veel op het weggetje naarr de camping van C&C Cycling in de Auvergne, piece of cake voor Cor dus, bovendien had die een prima nachtrust gehad met de nodige leffes.
Snel douchen en tentje opzetten, iets wat je altijd moet overlaten aan de eigenaren van de tenten zelf, waarna we elkaar voor het eerst vandaag eens rustig in de ogen konden kijken aan tafel in een restaurant. Elkaar voorstellen aan de “nieuwkomers” Hebbo en Jan, die na het 1e halve dagje al een mooi staaltje van ons “a l’ improviste”  hebben meegemaakt. De diverse handicaps werden besproken , waaronder die van Jan Schippers die aangaf dat zijn klimsnelheid zijn grootste handicap was. Man van de dag was ongetwijfeld Freek; hard doortrekken op de flauwe hellingen en in tunnels om zo een gaatje te maken, voor onvermijdeijke tikkie terug tijdens het gebruik van het triple‐naaiverzetje op de steile stukken. Als bewoner van een huis met alleen vrouwen elke dag in een schoon nieuw pakkie, waarbij het witte Alpen dandy pakje van Maecon het toppertje was. Freek had zijn “moment of glory”op de Galibier en de Bonette.
 
DAG 2 BRIANCON – COL DE IZOARD – COL DE VARS – COL DE CAYOLLE – GUILLAUMES 168 KM 3398 hm.
 
Om half 8 werd ik wakker door de eerste ritsgeluiden van de tent, het geklepper van de pannetjes en de opschenkgeluiden van Cor en Jaap. Een prima nachtje op 1300 meter, hoewel ik wat weggedrukt lag in de hoek door de grote luchtbedden van de luxe kampeerders in de groep. Wat niet klepperde waren de muntjes in mijn portemonnee, ondanks de waarschuwingen Trude had ik mijn geld en creditcard toch in de auto achtergelaten, op de parkeerplaats in Villard Reculas. De beentjes voelden
wel strammer dan me lief was, dus de tocht van gisteren na de lange autorit had toch wat sporen nagelaten.
We haalden ons geplande vertrektijd van half tien prima, maar toch merk je dat de routine er niet helemaal in zit. Iedereen moest nog wel even terug naar tas of auto om iets te halen of weg te leggen. Eenmaal op de fiets moest Cor nog terug voor de hartslagmeter, die uiteindelijk in zijn tas bleef.
Door het centrum van Briancon, de hoogst gelegen stad van Europa, en inderdaad daar ligt echt geen weg echt strak vlak, begonnen we direct aan de klim van de Izoard. In Nederland heeft de berg als bijnaam Izziezwaar. Nu echt zwaar zijn de eerste
aanloop kilometers niet, een beetje meelopend met een rivier, en af en toe een knikje in de eerste 10 km tot aan het dorpje Cervieres, We zijn dan nog bij elkaar in de buurt, hoewel de sfeer is toch competitiever dan andere jaren. Wel bij elkaar maar
niet echt samen klimmend, beetje grote pikken gedrag. Toch weer logisch trouwens: als iemand zich sterk voelt moet ie dat vooral laten zien. Zo zijn de mouliesjes ook ontstaan. De psychologie van het samen fietsen heeft ook te maken met de
onderlinge competitie in zekere zin. Daar ging het al weer een jaar lang over, denk bv aan het brute machtsvertoon op de Posbank in de voorbereiding van Jaap en Vincent of de trainingstages in de Duinen bij Alpenscha van Cor en de dag dat Gerrit alvast ruimte vrij maakte op de wc, voor de tijdrit bokaal van Alpe d’Huez: grootspraak,hoogmoed of grote pikkengedrag?. Vanaf het dorp begint direct, een steil stuk door het naaldbomen gedeelte en na een
paar bochten volgt weer zo’n lang recht stuk. Ca 5 km onder de top van de klim van 18 km, beginnen dan de haarspeldbochten, waardoor je snel hoogte wint. Als je bij de refuge 1 km onder de top bent, zie je al het typische beeld van de Izoard, met zijn ruwe klonten steen met veel geërodeerd gruis daaromheen, of wel dennen in de woestijn . Op de top staat een grote obelisk. Het is nog vroeg dus in de afdaling moeten de jasjes nog even aan. De Izoard staat bekend om het Casse Deserte. 2 km aan de zuidkant onder de top. Dit maanlandschap op aarde bestaat uit wonderlijk
gevormd gesteente en oneindig veel gruis. Natuurkrachten hebben hier een wonderlijk woestijnlandschap gevormd, met vele grijs en geel‐bruine kleuren op het  palet. Na dit wondertje is het een vies klimmetje van 100 meter hoogtemeters die je
vaak te groot op rijdt. Stukje waarover Maarten Ducrot zegt; degene die het snelst boven komt is de geen die de meeste pijn in de benen kan verdragen, of degene die het langst met de vingers tussen een dichtgeslagen deur kan blijven zitten. De
afdaling verderop staat bekend om de lange rechte stukken waar je hoge snelheden kan halen . Wij komen door de tegenwind niet sneller dan 86 km per uur door het dorpje Brunissard. Verderop is het een mooie lange afdaling door de gorge de Guil naar Guillestre. Het is inmiddels flink warm geworden en ook het karakter van de koers is nog niet echt anders. In tegenstelling tot de afspraak rijden we allemaal alleen naar Guillestre. Het gaat vals plat omlaag, dus een aantal lieden hadden geenzin om te treuzelen. Er stond nog wel wat te gebeuren namelijk. Een plaspauze brengt een paar mensen samen, en geeft wat oog voor de natuur. Jan en Cor zijn dan inmiddels al bezig aan de beklimming van de Vars. Geen al te mooie col, typisch voor
een aanvoerroute naar een skigebied. De weg loopt gelijkmatig omhoog en het is eigenlijk alleen de lengte en vooral de zinderende hitte die het lastig maakt. Gelukkig zijn er genoeg waterpunten onderweg waar de bidon ververst kan worden. Alleen in het skidorp Vars enkele kilometers onder de top loopt de weg verraderlijk omhoog, daarna langs de skiweiden is alleen de wind nog tegenstander.. Vincent is weer ongenaakbaar op deze klim en rijdt pardoes bij Cor weg vanuit het skidorp. Op de top ook hier weer een refuge Napoleon een van de velen in deze streek. Het was Napoleon die euforisch geworden door zijn ontvangst in Gap de regio meerdere hutten schonk met deze naam. Cor, Jaap en Vincent hebben al een pannenkoek op de
top. Zij vormen vaak de voorhoede, zelf moet ik door de omstandigheden van de laatste weken genoegen nemen met meer zicht op de achterhoede. Ben ik nu veel minder, of fietst de rest zoveel harder, we zullen zien de komende dagen. Algemeen
is de gedachte dan Vincent nog wel een keer een klapje krijgt, omdat hij niet gewend is lang in de bergen te fietsen. Als Freek goed is komt hij altijd uitgelaten boven, vandaag is het tegendeel het geval en als een living statue zit hij op het terras
stoicijns voor zich uitkijkend en niks etend. Uiteindelijk gaat de Cube in de bus en wordt de bus naar de farmacie gedirigeerd voor paracetamol . Wij vervolgen onze weg in een ziedende afdaling en een rit in strak tempo naar Barcelonette, vanwaar
we de Cayolle beklimmen . Een liefelijke klim van 30 km en toch wel eindigend op 2400 hm plus. De aanloop van ca 20 km is rustig door de schitterende gorge du Bachelard, en Jan en ik worden al snel alleen gelaten door de “haastigen”. Jaap heeft
ambities op deze klim, die heel relaxed begint met 3%. Op een gegeven moment in de gorges pakt Cor Jaap op, die nog wel even aanklampt maar snel moet laten lopen,. Cor fietst voor de 3e keer in een maand de Cayolle. Vincent tracht later nog aan te klampen bij Cor maar die is onhoudbaar op deze klim en Vincent dacht, ik moet nog meer dagen mee, een waarlijk wijs gedachtespinsel op dat moment zo bleek een uurtje later….
Hoewel het voor mij ook de 3e keer is dat ik hier fiets[ in 10jaar !] verveelt het nooit;  bruisend water, een mooi smal weggetje, steile hellingen om je heen en een prettig zonnetje. Rustig in cadans tot de brug bij het laatste dorp en dan begint de klim echt. Ik merk wel dat de voorbereiding voor Alpe d Huzes mij goed gedaan heeft, want hoewel niet supersnel kan ik het ritme goed houden, ook op de steile passages. De laatste stukken gaan door de alpenweiden met her en der grote steen partijen slordig in het veld. Net onder de top zie ik het zwarte truitje van Jaap, die bijna geparkeerd staat. Jaap heeft toch nog steeds moeite met de 100 + kilometers, en samen rijden we het laatste stukje langs alweer een refuge Napoleon. De afdaling is schitterend, bochtig, met een stenen wandje en je kunt mooi naar beneden kijken . Na 15 kilometer komen we in een dorpje waar Cor en Vincent op het terras zitten . Vincent heeft wel een heel bijzonder verhaal; hij voelde zich niet helemaal fit op de top, en hij stelde daarom direct aan Cor voor samen af te dalen . Na 5 km besloten ze de jasjes
uit te doen en Vincent ging even op de balustrade zitten, Cor reed vast verder. Uiteindelijk heeft Vincent toen de aloude wielerspreuk, laat nooit je fiets alleen!! uitgevoerd. Want toen hij wakker werd, lag hij aan de andere kant van de vangrail
met de fiets boven op zich, en nog een beetje ruimte naar het ravijn. Mooi toch al die groenstroken! En zo konden we Vincent nog treffen aan de cola. Het heeft de band tussen Cor en Vincent voor het vervolg van de week behoorlijk versterkt, zo
gezamenlijk in de nabijheid van magere Hein… Enige minuten later kwam Jan met zijn rode lantaarndrager jasje beneden . Jan klimt niet zo snel maar wel gestaag en in een redelijk tempo. De laatste kilometers naar Guillaumes deden we gezamenlijk, met
even traditioneel alle tandjes nog even naar rechts. Freek was erin geslaagd; paracetamol te kopen, het wiel van Jaap te laten spaken en een prachtige campingstek te vinden bij de Pont de Mariee in de Gorge de Daluis.
Chocoladebruine en purper gekleurde grillige en geslepen rotsformaties zijn schitterend te zien vanaf de camping. Vandaag was het wel de dag van Cor, Cor heeft echt naar de week toegewerkt met 2 klimstages en hij is ons een dagje vooruit gereisd
om rust te pakken. Dat heeft goed uitgepakt want hij klimt en daalt strak, en het traditionele fok heb ik ook nog niet gehoord of komt dat omdat ik meer in de achterhoede fiets. Daarnaast is Cor een paar kilootjes kwijt en is ook zijn fiets nog eens flink op dieet geweest, met als klapstuk het meest oncomfortabele zadel dat ik ook gezien heb; een plankje van carbon. Het zadel inclusief zadelpen weegt net 240 gram en is verrassend comfortabel, naar Cors zeggen. Verder eet ie elke dag een
uitgekiend (knalrood) energiepilletje… Bovenal heeft Cor bij zijn route verkenning ons opmerkzaam gemaakt op de 3 brunettes op de camping in Isola morgen .
 
DAG 3 GUILLAUMES – CROIX DE VALBERG – COL DE COUILLOLE – COL DE BONNETTE – ISOLA 138 km 3460 hm
 
Alsof we aangetrokken waren door de brunettes, was iedereen al vroeg uit de veren . Het brood zou pas om half 9 komen en iedereen liep al in koersbroek te dartelen,ver voor die tijd. We hadden trouwens zo wie zo een echte zondag‐dag, want Jan en
Hebbo hadden besloten vanaf vandaag de tent zelf af te breken en vervolgens dan de auto in te pakken . We hoefden vanaf nu alleen nog maar te fietsen, te eten en te slapen, en voor de gesprekken hadden we al vandaag met al dat gespeculeer over de toetjes in Isola niet meer dan 200 woorden nodig. Vanaf de camping was het een stukje naar Guillaumes langs de prachtige pont de Mariee, en daarna konden we direct beginnen aan de Croix de Valberg 1680 meter, 12 km klimmen met steeds 7,5 en 7 %. Mooi gelijkmatig, een brede niet bijzondere fraaie klim, ook een goed moment dacht ik op eens kijken hoe het met de vorm stond. Een flinke snok er aan geven en in een mooi strak tempo omhoog en af en toe onder de oksel door kijken om te zien of ik mijn Mouliesje kan scoren . Helaas is het Jaap die me een paar kilometer onder de top bijhaalt en rustig weg rijdt. Boven op is het in de schaduw nog een beetje fris en over een klein plateautje bereiken we het drukke dorp Valberg. Skidorp, rodeldorp, golfdorp kortom veel zondagse drukte en ook nog andere mooie dingen om te kijken . Iedereen komt vlot boven en we rijden via Beuil, in een superstrak tempo door naar de Col de Couillole, 6 kilometer dalen en dan 8 kilometer klimmen met 3 % gemiddeld. Iedereen is gek en met 20 km p u plus rijden we door het land, met uitzicht op de prachtige alpenweiden die begroeid zijn met honderden mooi gekleurde bloemetjes. De top is een kortstondige recuperatieplek voor een van de mooiste afdalingen die ik ooit gereden heb. Het is een fikse duik naar beneden met vele blinde bochten en een paar tunnels tot aan het adelaarsnest Roubion. Het uitzicht is een schitterend rood gekleurde omgeving en een fraaie diepe kloof, ver voor waar je de weg die je te gaan hebt ziet lopen. Vincent hebben we goed in de gaten gehouden, want de muurtjes hier waren echt niet geschikt om uit te rusten. Lekker om te dalen, maar voor Fransozen ook lekker om op zondag met auto of motor omhoog te knallen . Voor ons als fietsers gaf dit al wat hachelijke situaties en we maakten ons nogal bezorgd over Hebbo die achter ons aan zou komen, over de smalle weggetjes. Het slingerpad komt uit in St Saveur op 515 m in het dal van de Tinee. Helaas geen kroeg dus in de zinderende hitte door de gorge de Valarbres, op weg naar het dak van de toer naar de Bonette. Vlak is de gorge allerminst. Gezapig en tergend langzaam loopt het met 2,5 tot 5 % omhoog 14 km lang tot aan Isola . Vincent heeft een goede dag, Jan en Freek gaan op voorhand al niet in het wiel, en ook Cor moet na een tijdje laten lopen [de eerste keer dat ik Fok hoorde, twas niet zun lekkerste dag vandaag], samen met Jaap kan ik het wiel houden. Af en toe een beetje water drinken, om me heen kijken naar de steile rotswanden van de gorges en vooral ook aanklampen . De oase met de brunettes komt dan ook als een zegen, hoewel 1 van de deernen het maar knap onhandig vond dat ze elke keer weer opnieuw koffie moest halen als er weer iemand binnendruppelde. Voorafgaand aan de klim hadden we besloten al vast naar de camping te gaan zodat Hebbo en Jan de tent konden opzetten, en wij Cor blij konden zien worden. Eén van de dames herkende hem notabene van zijn n pauze van een maand geleden op hetzelfde terras en vroeg wat hij hier nu weer uitspookte. Het lome, warme Franse leven kwam over ons, gezeten op een terras aan een meertje met een bord lasagne voor je. Dat bord lasagne viel niet bij iedereen zo best trouwens. Met lange tanden heeft Cor het moeten wegkauwen. Bij Freek was het daarentegen heel goed gevallen zoals later bleek. Of hebben de brunettes hem extra verwend in zijn frisse dandy outfit. Vanuit Isola was het nog 41 km klimmen naar de Bonette (of: col de Brunette?). Echte steile stukken komen in de vallei niet voor, het begin blijft met lage percentagesirritant oplopen tot net voor St Etienne de Tinee, waar je na een klein kort klimmetje, veel van de moeizaam gewonnen hoogte weer verliest in een afdaling het dorp in op 1100 meter.
Daarna begint de klim echt; voor de statistici 25 km 1658 hm. Het begin is aanvaardbaar 6 tot 8 %, nergens echt supersteil maar wel veel op en neer gaand, dus effectief is het hoogteverschil zeker 100 meter meer. Uitgesproken steil is eigenlijkalleen de laatste kilometer met 12 tot 15 %. De weg ziet er mooi uit, dankzij de beklimming die er dit jaar eerder was in eenTouretappe, onderweg zie je vooral oude forten [ook hier heeft Napoleon zijn sporen nagelaten, en wat kleine nederzettingen waar nu alleen nog wandelaars hun start maken . Door de wisselende percentages is het nooit een makkelijke klim, zelfs dehaarspelden zijn onregelmatig in hoogte. Daarom is het zaak de klim rustig in te delen en jezelf niet op te blazen . Jan is nog alleen achter mij de rest in flink uit het zicht, en zelf kan ik lekker genieten en rondom me heen kijken,de beklimming stond al lang op mijn verlanglijstje Het begin van de echte klim, vanaf de passage van le Pont Haut, is idyllisch; een smalle weg, veel groen en klaterend water aan de ene zijde en rotsmassief aan de andere kant. De col maakt hier nogal wat bochten met af en toe een venijnig opwippertje, vervolgens komt een lang vies vlak stuk zonder bochtenover een wat meer open gebied langs het dorpje Le Pra, een vrijwel volledig door het weer verwaaid dorp, grauw en grijs. Nu beginnen de steile stukken van 9 % plus tot het dorpje Le Bousieyas[ 1870 hm], door Cor al aangekondigd als de laatste plek waar wat te drinken was. En wie zat er in het Maecon blauw op het terras in ernstige vertwijfeling of ie nog wel verder ging?.. Vanaf hier is nog het 12 km en plm 1000 hm, door het boomloze gedeelte . Ik gok op ravitaillering door Hebbo die nog moetkomen . Een paar flink steile bochten en duwen tegen de wind maken het niet gemakkelijker, en heimelijk had ik gehoopt een glimp op te vangen van de voorsten. Het typische diesel geluid van de ETP bus is een verademing en ook het mooi door
Jan aangereikte bidonnetje. Via een uitgestorven militair oefendorp begint het laatste stuk. Nog 8 kilometer en vrij snel worden de percentages pittiger, het wordt ongemeen hard met de wind en de stukken die de 11 % benaderen . Het bergdecor bestaat hier alleen nog uit kale hellingen en troosteloze rotspunten en een panoramisch uitzicht op de ruige natuurpracht om je heen . Je moet goed opletten op het vele gruis op de weg en de marmotten die voor je langs de weg over schieten . Cor zit inmiddels ook weer op de fiets en komt langzaam dichterbij . Het maanlandschap hier kan de vergelijking met de Ventoux goed doorstaan, evenals de wind die vaker dan je lief is, onsympathiek hard op de trappers doet staan. Mooi is de smalle bergrug waar je overheen fietst, 2 km onder de top. In de Tour vanuit de helikopter ziet dat er zeer angstaanjagend smal uit. Op de nauwe doorgang van de Restefond kiezen Cor en ik er voor om de bergketen heen naar de top te fietsen. Het is nog wel een flink toetje naar de winderige top, waar Hebbo en Jan staan met cola en droge jasje. Vandaag zijn we in volgorde van leeftijd binnengekomen, waarbij Vincent toch al wel een tijdje op iedereen heeft staan wachten . Zelf heb ik ca 2.Uur 40 geklommen . Op de top heb je een prachtig gezicht op de omgeving Het is een magistraal gezicht met een sinistere keten van bergtoppen om je heen, en diepten om je heen met daarin
geborduurd de schitterend gelegen weg. De afdaling doen we weer terug naar Isola, ben je net bijna 3 uur in touw geweest om boven te komen, de afdaling gaat in ongeveer 45 minuten terug naar de camping waar Hebbo en Jan de tenten al strak hebben opgezet. Helaas ook hier is het zondag, en de bar is dicht. De brunettes maken echter een uitzondering en halen wat biertjes voor ons achter de bar weg. Blij en verheugd zijn we totdat de afrekening komt. Dan wordt de zinssnede niet hebben genaaid , maar zijn we uiteindelijk genaaid. Vandaag was het de dag van Jaap, onze roeikoning. Jaap heeft het afgelopen winter een paar keer in de week op de indoorroeier gezeten. Als resultante is hij Nederlands Kampioen Indoor Marathon roeien geworden, en hij heeft een stel geweldig gespierde
poten gecreëerd. Het hele jaar is hij al sterk, op het vlakke, daarna de Ernhemmers naar de kloten gereden op de Posbank, Limburg en nu ook bij een langere afstand dan 100 km. Eerste op de Valberg en Couillole en daarna ook mee van voren op de
Bonette zonder het werk te schuwen op de vlakke stukken . Wedden dat er deze winter vele roeiergometers op de zolders staan in Zutphen en omgeving.
DAG 4 ISOLA – COL DE LOMBARDE – COL DE FAUNIERA – MARMORA 96 KM 3130hm
De zondag van Murphy, zette zich gisteren nog even voort, want ook alle restaurants in Isola waren dicht waardoor we nog naar 14 km verderop moesten voor zeer matig eten. We waren echt aan Italië toe, heerlijke koffie, mooie zon en lekker eten. Jos Pelle Buienrader had ons via SMS een beetje nattigheid voorspeld, aan het eind van de dag . Zo langzamerhand mag Jan als oudste van het stel wat eerder weg. Wij gaan een minuutje of tien later weg bij de camping, eerst het dorpje Isola en dan binnen 2 kilometer rijden we al weer op het binnenblad. De col de Lombarde die ons via het skidorp Isola 2000 naar Italië brengt, begint door zijn steilheid met een flinke aanslag op de beentjes. Dat is apart als je net wakker bent en weet dat je in totaal 21 kilometer moet klimmen, en ongeveer 1600 hm moet overwinnen. Het is een weg zoals alle wegen naar skidorpen zijn, breed, mooie vlakke bochten, omgeven door woest landschap. Na het aanvankelijk lastige stuk van ca 5 kilometer, waarin Jaap belachelijk hard wegknalt, wordt de col mooi afgeplat tot zo’n 4 tot 6 % percentages waar je mooi mee omhoog kunt rollen, maar ook percentages waarin velen beter zijn dan ik. Snel rijd ik dus alleen achteraan omringd door de alpenweiden en wegwerkers. Na plm een uurtje doemt het skidorp Isola 2000 op en gelukkig zie ik ook Jan daar in de verte zwoegen. Een foeilelijk dorp met volop hunkerbunkers en vooral een zeer steile weg, die richting Italië kronkelt. Na het dorp klimt de weg nog ongeveer 5 km door met flinke percentages en elkaar opvolgende haarspeldbochten. Jaap is in het zicht gekomen van Vincent en Cor (weer onafscheidelijk sinds hun avontuur op de Cayolle) en Vincent wilde eindelijk zun plasser eens ver uit de broek halen om Jaap nog net in de laatste haarspeldjes voor de top op te pakken. Dat lukte net niet meer, iets wat wel heel bruut zou zijn geweest. Freek is inmiddels ook in het vizier, maar hij heeft mij ook gezien, en zet nog een keertje aan. Een beetje loeren en een beetje doortrappen, tussen de marmotten en de mooi slingerende weg, komen we boven op 2300 meter bij de frietkraam. Iedereen is dicht bij elkaar en nog fris, even als het weer. De afdaling naar Vinadio is adembenemend mooi 22 kilometer, zeer smal en dankzij de Tour met pikzwart asfalt. Het kost veel nek en armpijn en geconcentreerd sturen, om naar beneden te komen en vooral ook om in het machtige dal voor ons te kijken. Schitterend als je nog hoog bent en je ziet de weg die je te gaan hebt onderin liggen als een mooi kronkelend lint. Na 20 km bereiken we zo Pratolongo en vervolgens Vinadio waar we ons maar eens heerlijk laven aan een espresso en wat panini. De panini was uiteraard alleen te vreten met heel veel ketchup. En laat ketchup nu een wondermiddel blijken. Je fietst als een dolle op ketchup‐panini, veel beter dan op vette brunette‐lasagna.  Italië bevalt direct goed, en het is dan ook lastig om weg te komen . Wat volgt is nog een stuk van 10 km langs de grote weg, die we traditioneel hard door rijden . Bij het volgende dorpje Demonte, zal de klim beginnen die Pantani zo beroemd gemaakt heeft. Het is direct duidelijk waarom, want het begin van de 24 km lange klim begintdirect strak. Een smal weggetje sneeuwwitte strepen langs de kant, en slingerend tussen de huizen en weilanden door. Het begint gelijk met 10 % en dan af en toe weer flink dalen We rijden door een smalle vallei met om ons heen de hoge bergenen de naderende zwarte lucht. De bergen van Piemonte en de Cottische Alpen waar ook Coppi en Bartali hun strijd streden in de vijftiger jaren . Hebbo en Jan komen wat later zij moeten nog koffie drinken omdat ze niet zo snel als ons naar beneden kunnen, en ook moeten ze Jan nog inpakken met zijn Trek. Jan heeft vandaag een semi rustdag. de ketchuppanini was aan hem niet besteed. Bewonderenswaardig trouwens hoe snel en gemakkelijk de 66e jarige Hebbo de afdalingen neemt.Onderweg komen we door een paar mooie verstilde dorpjes waarvan San Giacomo de laatste is. Daar komen een paar gigantische buizen hoog uit de bergen die het water reguleren naar een stuwmeertje. Het middenstuk wat volgt is vlak en dat betekent dus dat ik weer royaal alleen zit en dat bevalt goed. Ik kan mooi wat prakkiseren over de drukte van de laatste weken en rondom me kijken naar het langzaam woest wordende landschap . In de bergen veel puin, van rotsformaties en basalt; bijzondere spelingen van de natuur . Ik zie ergens een joekel van een grote, op een dobbelsteen gelijkende steen, met nog een klein puntje verbonden met een piek. Spelenderwijs kom je zo in het boomloze gedeelte waar nog een paar boerderijen staan met veel paarden eromheen, wonderlijk dat die mensen daar kunnen wonen .
Inmiddels komen we aardig in de wolken terecht, het is klam en mistig en de weg klimt gestaag door. Je kunt niet ver weg kijken je ziet het nauwelijks maar je voelt het wel en het kleinste verzetje staat ook al lang. De steilte kan ik ook herleidden aan het feit dat Freek weer als eerste in het zicht komt. Jaap, Cor en Vincent zijn een tijdje samen gebleven, later moest Jaap laten lopen waardoor Vincent en Cor samen waren. Diverse keren is er fok geroepen, want steil was deze klim zeker. Jaap was zichtbaar vanuit de hoogte en t leek niet heel best te gaan met het Posbankkanon… De taliaanse Alpen doorstaan hun vergelijking met de Franse cols glansrijk, hier geen drukke wegen, geen foeilelijke skidorpen maar ruwe, pure natuur. Net als ik zo euforisch zit te mijmeren komt de zon door de wolken. De mist kleurt eerst paars, geel zoals je ook over het poollicht leest, en daarna gloort de horizon weer in het heldere weer. Op de einder ook een zwoeger met een gele jas die omhoog kruipt tussen de rotsen door, het is Jaap. Het lijkt inmiddels of we in een soort kom fietsen, tussen oneindig veel steen met grillige wanden. Zo klimmen we omhoog naar de top, waar Marco Pantani woest uitgehouwen in steen op ons wacht. De pastoor bij de de uitvaartdienst van Pantani sprak destijds de serene woorden . “dat de heer barmhartig is en Marco gunt, de belangrijkste aankomstlijn te passeren; die van het paradijs”. Colle de Fauniera, Cime Pantani, of Colle di Morti vele benamingen voor een sublieme col, zou de pastoor dit bedoeld hebben? De woorden van de Italiaan in Girona zijn in ieder geval niet voor niets geweest. Enkele jaren later was Pantani definitief gearriveerd in het paradijs…
In de klim was de weg al slecht, dat merk je dus dubbel in de afdaling, een bloedlinke afdaling met veel heel slechte stukken (de weergoden rausen hier bij tijd en wijle hele stukken weg mee in de rivier), ook smal en naar we nu pas kunnen zien niet beschermd door vangrails of bomen, zien we de weg in het rotslandschap voor ons liggen . Het desolate berglandschap wordt in de verte doorbroken door het zicht op een massief gebouw, waarschijnlijk een klooster en verderop komen we weer bij
boerderijen. Het wordt snel donker en we fietsen de regen tegemoet, en net voordat we in het dorpje Marmora zijn begint het werkelijk te hozen. Schuilen dus onder een afdakje, en daar zien we ook een verwijzing staan naar een Rifugio die heeft staan dat biker welcome zijn. Snel is dan ook het besluit genomen, om daar een plekje te zoeken, en indien mogelijk ook mee te eten . Dat hebben we geweten, ’s avonds om 8 uur aan tafel voor een 6 gangen diner. Super . Mannen van de dag waren vandaag Hebbo en Jan, na de tent op ruimen hebben ze elke dag een flinke klus door boodschappen te doen voor iedereen en vervolgens ons proberen te achterhalen. Hebben ze ons eindelijk te pakken, dan wordt hun keurig ingepakte bus nog weer overhoop gehaald, door mensen, die in de haast vergeten zijn afdaaljasjes of handschoenen klaar te leggen. Geheel in het teken van Coppi, was Jan vandaag ook nog in de rol van de Dame Bianca, de ietwat scandaleuze verhouding, die hij had met de slechtziende dame die hem daarbij nog wat masseerde. Jan heeft op de tafel van de bar ook hier en daar nog een spiertje gekneed.
 
DAG 5 MARMORA – COLLE DE SAMPEYRE – COL D’AGNEL – CHATEAU QUERYAS 92 KM 3040 HM
Het nadeel van vroeg op je bestemming zijn en laat eten is, dat je veel bier drinkt ter overbrugging. Het voordeel daarvan is dat je een geweldige nachtrust hebt, dus echt tijdwinst hebben we die ochtend niet geboekt. Normaal hoeven we bijna niets op te ruimen omdat Hebbo en Jan dat doen, nu hoefden we alleen maar de bandjes op te pompen en de tassen bij de auto te zetten . Niet voordat we eerst een subliem sportief ontbijt genuttigd hadden . De rit begon nog met een stukje afdaling, door een nog nevelige ochtend naar Ponte Marmora, de plek van ons geplande camping. Die 5 km rustig peddelen konden we
goed gebruiken, want daarna begon vrijwel direct de aanloop naar de volgende co; de Colle de Sampeyre 16 km, 1335 hm . Het begin is echt in alle opzichten adembenemend, een smalle weg, uitgehouwen in de rotsen, afgezet met een wit hekje. Overal om je heen klaterend water en steen, met daarin de tekening van eeuwen onverzettelijkheid tegen de striemende wind. Adembenemend ook omdat het supersteil begint, het is werkelijk alleen maar drukken en geen bocht om even de spanning weg te nemen. Ik merk dat ik langzaam beter wordt, want mijn positie is steeds meer van voren, en samen met Jaap worstel ik me omhoog, terwijl Cor en Vincent nog in zicht zijn. De klim zet zich zo ongeveer 5 kilometer voort en dan wordt het rustiger met meer vegetatie, bloemetjes en weilanden en een mooie kerktoren die je al van verre kunt zien. Het is de kerk van Elva een dorpje geïsoleerd en verscholen als een adelaarsnest in de bergen. In Elva wachten we even op elkaar omdat het vervolg wat onduidelijk is. Het vervolg is een mooie weg die ogenschijnlijk naar een top voert waarop skiliften staan. Door het bos meanderen we omhoog naar de liften, maar daar is helaas de echte top nog niet. Wat volgt is een stuk lange eentonige smalle weg, die gluiperig steil omhoog loopt tussen de nu grazige pisten, en een gure tegenwind als extra handicap. De kop is kaal en troosteloos met een paar koeien, die ons begroeten en een houten plank met de aanduiding van de top.
Als we compleet zijn beginnen we aan de afdaling. Aan de afdaling kun je vaak zie hoe steil het was, het is werkelijk een crime op de slechte weg. Ik daal normaliter vaak met de handen op de remgrepen en dat is in deze condities echt link. Dus moet
ik diep onderin de beugel, en dat is verrekt lang als het 20 km duurt. Ik word er echt simpel van en kom af en toe overeind om de kramp uit de vingers te wapperen. Het bordje met de aanduiding van het dorpje Sampeyre is een verademing, het jasje kan
uit en tijd voor een lekkere bak koffie op weg naar de Collade de Agnello. Het wordt een duur bakkie want op de top van de Agnello merk ik dat mijn helm waarschijnlijk nog op het terras ligt in Sampeyre. De Agnel is een klim die eigenlijk pas goed begint in Casteldelino, om daar te komen is het eerst nog 15 km vals plat omhoog. Een vies stuk wat ook wel blijkt uit het feit
dat we in plukjes door de vallei zwieberen, Cor rijdt alleen, Ik rijd samen met Jan, daarachter nog Jaap alleen en vervolgens Vincent en Freek . Vincent brengt de troepen samen en wordt vervolgens bedankt en mag als kopman ons afzetten aan de
voet van de klim. De Agnel vanuit het zuiden is een van de meest beruchte beklimmingen uit de Franse Alpen Uitgaand van het gemiddelde stijgingspercentage van het zwaarst aaneengesloten stuk van 10 km, staat de Agnel op de 2e plaats, alleen de Mont du Chat bij Aix le Bains is nog een tikkeltje steiler. Dat belooft nog wat, ook de beelden van Perreiro Sio in de Tour de France die zijn been brak in de afdaling [ de kant die wij beklimmen[, staaft dit. Het valse plat wordt bruusk beëindigd, als er een bordje in de berm staat “4 tornanti”. Vanaf dat moment wordt het snel 9 %, een mooi opwarmertje voor wat nog komen
gaat. Het bordje Passo Aperto wordt begeleidt door passages van 10 % gevolgd door onregelmatige stukken, waar je vaak moet schakelen. Rond het stuwmeer van Chianale, wordt deze hoogte snel weer prijs gegeven door een aantal vlakke en
dalende kilometers. Ik verlies Freek dan ook weer en die stoomt in een keer door naar Cor, Vincent is dan al weggereden. Freek brulde (is bijna zun indek‐leus, want hij  roept het regelmatig deze week) nog tegen Cor: “zodra het meer dan 8% wordt ben ik gezien hoor”!, en dit respect voor de hogere percentages zette hij om in daden door direct af te haken. Hoe kan Vincent op deze steile stukken toch zo makkelijk omhoog? Goed, hij is gemiddeld al gauw een kilootje of 13 lichter dan de rest, maar zou dat het enige zijn? Jaap moet het effect maar eens uitrekenen.
Ik benut deze stukken om wat te eten en te drinken en om via de hoogtemeter tot de ontdekking te komen, dat de laatste 12 inderdaad foei steil moet zijn. Bij het verlaten van het stuwmeer is evenals bij de Bonette een brug een teken dat het nu echt gaan
beginnen . De weg draait naar links en gaat gelijk via een paar haarspeldbochten fiks omhoog. Het bord geeft 14% aan. Gelukkig staan Hebbo en Jan na de 3e bocht klaar om bidonnetje te ruilen en zijn Freek en Cor op schootsafstand, Jaap zit dicht achter mij. Wat volgt is een aaneenschakeling van steilheid zonder recuperatie, het lijkt wel of iemand een diagonaal tegen de flank heeft getrokken Ondertussen wordt het
landschap almaar kaler, de bomen zijn verdwenen, bergweiden en rotsen komen er voor terug. Iets verderop begint ook het stuk met haarspelden waar de weg zich als een kluwen omhoog baant. Jaap, Cor en ik zitten binnen 100 meter en we drukken en puffen alles er uit om verder te komen. Tergend langzaam sleep je zelf omhoog, dit is echt rijden met het verstand op nul en de blik op oneindig. Jammer trouwens dat de blik naar beneden en boven beneveld is, want tijdens de Tour heb ik schitterende helikopter shots gezien. Naarmate de top nadert wordt het landschap ruiger en ruiger, er groeit zelfs geen stuik meer, dat laat de wind niet toe. Het enige wat overblijft, is een ongepolijste troosteloze keienvlakte en gorgelende bergbeekjes. De
laatste kilometers zijn in de schaduw van een bergmassief nog lastig met percentages boven de 10 %, tussen rotsen en ravijn laveer je omhoog, op weg naar de ultieme beloning. Een schitterend uitzicht op de top naar de Franse kant en een heerlijk beschut plekje naast de bus. Cor stelt dat deze klim de eerste en de laatste keer was voor hem, echt een teringberg. Door het gewring in de klim is zijn superzadeltje zelfs
los gaan zitten, iets wat in de afdaling pas werd bemerkt. Het bleek niet gebroken gelukkig, wel kon worden andermaal worden vastgesteld dat het tot in extenso doorvoeren van grammenneuken op de fiets niet optimaal effectief, mogelijk zelfs gevaarlijk, in relatie tot de forse fysionomie van Friese trekpaarden.
Vincent is dan al lang op weg naar beneden, hij was volgens Hebbo en Jan al 20 minuten eerder op de top. Zou het dan toch de leeftijd zijn, of is Vincent gewoon een klasbak, eerlijk gezegd had iedereen gedacht, incluis hijzelf, dat hij wel een keer een jour‐sans zou krijgen . De afdaling is koud, winterhandschoenen aan, droog shirt, muts op en luidkeels het Wilhelmus zingend, om warm te blijven, zoef ik naar beneden. Daar tref ik Vincent in
een dorpje in de zon, met de fiets aan de hand op een hekje. Hij had nu wel een mooi plekje uitgezocht, want achter hem lag het grasveld van de dorpsdokter. Maar gelukkig; hij zat breed lachend en strak overeind . De afdaling voert ons verder door het liefelijke natuurpark van de Queryas op weg naar een camping in Chateau Queryas. Overigens met nog een paar fabuleus snelle afdalingen waar je echt op hoge snelheid in de bochten kon hangen.
Bij een biertje komen de verhalen over de ontberingen en de hersenspinsels die men mee had gemaakt in de genadeloze klim. Jan was in zijn dromen van overgave en heroïek uit zijn lijden verlost door een Herder die hem met een flinke knal naar het hiernamaals had geschoten. Jaap raakt in zijn filosofieën en overpeinzingen over hoeveel pijn een mens kan verdragen, bezeten van de vraag of het mogelijk zou zijn verder te leven als je kop er af is. Het eten deze avond is fenomenaal bij een gezin met souvenier‐winkel en keuken en restaurant met lokale gerechten. Verrukkelijk.
Vandaag was het de dag van Vincent die ons allemaal royaal de baas was, zoals hij dat de hele week al zo’n beetje is. Tijdens het eten lichtte hij een klein tipje van de sluier, toen hem gevraagd werd wat hij nu allemaal zo gedaan had in de voorbereiding . Het was geen EPO, geen dokter Fuentes, maar het waren de bergen thuis in het mandje. Hij was gewoon in hogere sferen te verkeren want het percentage in de echtelijke sponde reikte tot 11 % plus.!!, zo deed hij ons deze ontboezeming
 
DAG 6 CHATEAU QUERYAS – COL DE IZOARD – COL[ molshoop] DE MONTGENEVRE – COLLADE DE SCALA – COL DE L’ECHELLE – MOULIESJE DE CAMPING DE BRIANCON 116 KM 2505 hm
 
Vandaag stond voor wat mij betreft in het teken van Mouliesjes‐dag. Dat is een termdie vorig jaar is ontstaan tijdens de Pirizeeën‐tour. De voorlaatste dag hadden we toen 160 km voor de wielen met wel 10 kleine colletjes, iedereen had wel een colletje gepikt voor het bergklassement met uitzondering van Jan Schippers. Jan had zijn moment van glorie op de Col de Moulis, 8 km lang 200 hm. Attent reed hij bij Jaap in het wiel toen die ontsnapte en sprong een paar honderd meter voor de top hard over hem heen. Jan heeft toen verder de hele dag en nacht het liedje Mouliesje, Mouliesje voor ons gezongen. De Montgenevre had ik daarvoor uitgekozen maar eerst nog de Izoard vanuit het zuiden. Vanaf de camping eerst 5 km rustig peddelen tot de afslag naar de col en dan nog 13 lastige kilometers te gaan naar de top van de berg met de magische klank.
Liefst 33x beklommen in de tour samen met de Tourmalet en Galibier is het een van de cols uit de oertijd van het wielrennen. De eerste kilometers in het dal zijn niet erg zwaar, onregelmatigheid is er wel troef en de percentages variëren van 5 tot 7 %, netjes weergegeven aan de kant met bordjes, met af en toe steile stukjes die je elke illusie ontnemen. Daarna volgen de rechte stukken door de dorpjes, bij Arvieux valt het nog mee, bij La Chalp en Brunissard is het heftig . Door de brede kaarsrechte weg door de alpenweiden is de stijging nauwelijks in te schatten. Optisch lijkt het vlak maar in werkelijkheid is het heftig, met zijn 4‐en rijden we bijeen . Freek is achter en Jan is eerder vertrokken. Jaap en Cor iets voor, steeds stiekem omkijkend. Als aan het einde van het dal de weg steil rechts de flank opdraait, heb je een mooi panorama op de vallei met haar blokjespatroon van wegen. De klim verandert nu met onregelmatige stukken die je benen bijna afsnijden en dan weer stukken waar je op kunt schakelen. Vincent die net naast me zat te kwebbelen, heeft nog tandjes over en met een klikje peddelt hij gemakkelijk bij me weg, hij lijkt wel of er iemand aan mijn zadel trekt. De klim ligt nu echt in het bos met veel haarspelden die de hoogtemeters rap opstuwen. Dit duurt tot Casse Deserte het kenmerkende woestijngebied van de col, hier kan het buitenblad er even op, en ben je verplicht goed rond te kijken naar dit unieke stukje natuur. Te midden van de steenmassa staat een monument ter nagedachtenis aan Bobet en Coppi die hier veel heroïsche strijd hebben geleverd.
Strijd die wij ook in het klein leveren op de ultieme kilometers, aan het stuur trekkend en stoempend proberen we dicht bij elkaar te finishen, en bovenal Jan te achterhalen.
Op de schrale kruin naast de grote obelisk staat Jan al te lachen met zijn rode jasje aan, als ik boven kom. Vincent en Cor zijn dan al begonnen aan de afdaling. De afdaling is mooi bovenin een stuk met veel haarspelden, dan 2 lange stukken waar je het tempo flink kunt opschroeven. Daarin worden we gehinderd door een kudde schapen, eerst moeten we voor ze wachten tijdens hun oversteek, dan een bocht lager weer, want de schapen storen zich niet aan asfalt ze lopen strak naar beneden. Ergo veel praten over snelheid is mooi, maar soms is de schranderheid van zelfs een schaap toch alles overtreffend.. Op deze manier zijn we mooi vlot in Briancon en besluiten direct door te rijden want buienradar‐Jos heeft slecht weer voorspeld.

Terug naar Italië over de Col de Montgenevre 14 km 640 hm . Het is zeker geen buitenblad klim, daar is het iets te steil zeker in het middenstuk. Extra handicap is het vele verkeer inclusief vrachtverkeer dat deze route neemt op weg naar Turijn. Om Gerrit nog een hart onder de riem te steken, bestempelt Freek de Montgenevre als molshoop… De klim loopt mooi gelijkmatig met grote haarspeldbochten waar je het tempo mooi kunt opdrijven. Dat gebeurt ook en ik heb het gevoel dat het mijn Mouliesje wordt, hoewel Cor en Vincent het plan in duigen lijken te laten vallen. In de zuiging van een vrachtwagen lijkt Cor redelijk gemakkelijk met een km of 26 int uur omhoog te stomen totdat hij zich ook de afspraak herinnert. Als Jaap dan ook nog langszij komt, begin ik te balen, maar hij snapt het en zegt grootmoedig ik zal je niet lastig vallen. Iets over halfweg wordt het percentage opgedreven en in 1 van de bochten probeer ik hard weg te rijden op het buitenblad. Wat volgt is voor mij alleen zicht op vele asfalt en af en toe onder de arm door kijken, maar gelukkig volgt niemand. Kunnen ze niet, of komen ze zo meteen met rokende remmen boven, omdat het mij gegund is. De laatste kilometers zijn minder steil, ogenschijnlijk ben je dan boven maar de klim loopt nog verraderlijk lang door zelfs door een lange tunnel van 2 km. Daar achter is de top en heb ik eindelijk mijn Mouliesje gescoord! Wat ook terug is, is de regen en verder zeer donkere wolken richting het noorden. En terug in Italië, snel rijden we verder over grote wegen, en lange tunnels omringd door grote bergen die in nevelen zijn gehuld. Hier is werkelijk geen stukje groen te ontdekken, het is alleen maar steen en watervallen . De harde regen brengt ons tot Cesana Torinese, waar we onder het genot van een bakje koffie besluiten Mont Cenis en Iseran te laten vallen, maar er voor kiezen terug te gaan naar Briancon via een klein colletje de Col de L Echelle. Jammer dat we onze laatste pik moeten laten liggen. De routewijziging betekent nog een lekker stukje doordalen naar Bardonecchia, in 2006 pleisterplaats van veel sporten tijdens de Olympische spelen. Langs het Olympisch dorp beginnen we in de regen aan de klim die ergens voor ons ligt. Voor ons een groot massief van bergen met wel een kloof daarin maar het is onduidelijk of we daar door moeten . L Echelle betekent ladder, dus ik verwacht dat we getrapt omhoog moeten. De aanloop is vlak en winderig geen mooi weer dus rijden we flink door. Na ongeveer 5 km begint de klim zichtbaar te worden door de witte beton lijnen die je kunt zien tegen het bergmassief. Mooi getrapt ligt de berg daar op een smalle ridge met de bochten boven elkaar. Steeds 500 meter tempo rijden, een scherpe 180 graden bocht en dan weer verder. Intussen heb je prachtig zicht op Bardonecchia en de ploeterende collega’s onder ons. Ik rijd samen met Jaap en Vincent, dwz Jaap en ik rijden achter Vincent aan, omdat we beiden op een Mouliesje azen. De kilometers tot de top staan mooi aangegeven, even checken op mijn klokje en dan weet je wanneer het moet gebeuren. Jaap en Vincent hebben dat ook gedaan en net voorbij een tunneltje knallen ze bij me weg naar de top van naar blijkt de Collade de Scala , de L Echelle is nog 2 km verder. Terwijl ze beide rechtop komen en hun jasjes al aan trekken, demarreer ik onderdoor en rij naar de top van de Echelle, waar Hebbo en Jan al staan te wachten volgens afspraak met fototoestel. De afdaling daarna is nat over een brede weg door de Vallee de Claree waar Freek en ik Cor er nog even op leggen, ach zo gaat dat met grote pikken. Terug in Briancon moeten we nog 100 meter overwinnen terug naar de camping van de 1e nacht. Cor trekt stevig door en Jan sluipt mooi mee, dan weten we al hoe het aflopen gaat, want Jan is bekend vanwege zijn punch op het laatste stukje van de Posbank. Toch nog een mooie dag vandaag, ondanks het weer, alleen jammer van de afsteek, hadden we gisteren toch nog de Izoard er maar bij moeten doen. Vandaag was het de dag van Jan Schippers, Jan had een moeilijk voorjaar, met wat ongemak en een verkeersbord dat er zo maar in eens op de weg stond. Jan bekend van zijn traditionele kistje Palmpjes in Limburg, de schitterende verzorgde routeboekjes, dit jaar gehuld in het rode jasje van de rode lantaarndrager. Toch draait de nestor rustig zijn kilometertjes mee, en komt ogenschijnlijk altijd goed boven. Alleen lastig van dat Mouliesje naar de top van de klim bij Camping les Champs Blanc,ben benieuwd hoe hij dat op melodie krijgt …