Les heros de l’ETP on se trouve partout

(De helden van de ETP vind je overal)

Wij gaan graag kamperen en doen dat doorgaans in Frankrijk. In Renesse en Sneek hoor je veel Nederlands, maar toch overwegend Duits spreken. Franse campings zijn internationaler van aard, daar hoor je allerlei verschillende talen door elkaar; Brabants (ghezallagh), Fries (de béne woppen, de woane klep), Twents (wie mut der nog bier), Drents (ik heb de band’n vol met wind), Rotterdams (maar volgend jaar worden we echt kampioen) en natuurlijk Amsterdams (ik was eerst béh die doesj, klootviool). Als je goed zoekt vind je zelfs af een toe een Brit, Duitser of zelfs een Fransman.

Dit jaar waren we op een camping bij Millau, aan een zijrivier van de Tarn. Prachtig gebied, mooie camping. ’s Avonds karaoke met Franse chansons; ‘Dans la petite cafe a le havre’ van Pere Abraham is onverslaanbaar evenals alle chansons van Marco Borsato. Na afloop vertrekken alle tieners richting de rivier om daar te doen wat tieners doen. In de loop van de nacht keren ze weer terug in groepjes jongens (neejikbennied zdronken), meisjes (en hij zei dat hij van me hield, echt waar) of in stelletjes (oké ik hou van je, maar zullen we dan nu…).Aangezien ze allemaal langs onze tent lopen mogen we elke nacht meegenieten.

Les Heros de l’ETP on se trouve partout Toen we daar enkele dagen stonden kwam Silvia (mijn echtgenote) met de mededeling dat er bij de receptie een groot bord stond met foto’s van wielrenners in ETP-shirt; het Hans Anders shirt. Ik vertelde haar dat Hans Anders al jaren onze sponsor niet meer is en dat het vast een andere club was. Maar ik ben toch maar even gaan kijken. Ze had wel gelijk. Bij de receptie stond een groot bord met foto’s van Henk en Ids Idsinga en de tekst:
Les freres/De broers Idsinga
1600 km dans la velo/op de fiets en/door europa
Aankomst/arrivee camping “Les Rivages”
Dimanche 17 juillet Zondag entre/tussen 14:30 en 15:00
Venez Nombreux Komt allen!!

Bij de receptie was een dame ballonnen aan het ophangen. Het bleek Anna, de vrouw van Bert Idsinga te zijn. Zij was twee weken lang met caravan voor de heren uit gereden en had hen onderweg verzorgd. De mannen hadden, zoals dat hoort bij dergelijke tochten, regen en wind doorstaan maar hadden toch de tocht volbracht. Ik ETP-clubshirt aangetrokken. Iets na drieën kwamen Ids en Henk aan. Ze werden verwelkomd door een aantal vrienden en een figuur in oranje wielershirt en een blauwe zwembroek, die Ids gelukkig onmiddellijk als clubgenoot herkende. Onder het genot van een biertje heeft Ids me vervolgens van alles verteld over de verschillende megatochten, zoals de 100-cols tocht, die hij al had volbracht. Ik kan alleen maar zeggen “Chapeau” (petje af) ark Disselhorst.

Toppen top-40 Posbank

Toppen top-40 Posbank

Keer de Emma Piramide de rug toe en klauter trainende streekbewoners als John Jansen van Galen en Erik Breukink tegemoet. Zwoeg over de treiterig lange stukken vals plat van de Beekhuizenseweg, weg van dit voorportaal van grotere hoogten naar de top van de Zijpenberg. Hier ligt met ruim 103 meter zo wat het hoogste punt van de Posbank, een heideachtige hoogvlakte, even verderop doeltreffend de Tafelberg genaamd. Het dak van deze stuwwal is het Veluwemassief.
In Rimpels in het vlakke land doceert Marc van den Broek over deze heuvels, die hij als de hoogste van ‘Neder-land’ afficheert. Het Zuid-Limburgse land telt hij niet mee, die toppen daar zijn ‘bergen’. Dit is opmerkelijk: het onderscheid tussen de heuvels en bergen in Nederland zit hem dus in de geologie; de heuvels zijn glaciaal gevormd en de bergen in het Limburgs land zijn op andere wijze veroorzaakte vervormingen van de aardkorst. In het Veluwemassief vallen vooral de dalen op: ‘Behalve het uitzicht over de wijde omgeving zijn hier merkwaardig gevormde droge dalen te bewonderen. Ze lijken in niets op een ¬normaal rivierdal. Bij de Posbank, hét wandelgebied voor vergrijzend Nederland en de streek waar oudere mannen op racefietsen zich afbeulen, zijn die zogeheten periglaciale dalen het best te bekijken. (…) De Veluwe is gevormd in de voorlaatste ijstijd, de peri¬glaciale dalen in de laatste. Toen kwam het gletsjerijs niet tot in Nederland, maar het was wel zo koud dat de bodem deels bevroor. De neerslag die in de vorm van sneeuw of regen op de hellingen viel, kon niet wegzakken en stroomde in de zomer over de bevroren bodem weg. Bovendien ontdooide daarbij de toplaag, die vervolgens als een stroom van blubber de helling afvloeide.
Periglaciale dalen zijn veelal asymmetrisch. Een van de verklaringen is dat de zuidhelling, waar de zon de meeste invloed heeft, sneller droogde. De noordhellingen bleven langer nat en zijn minder steil doordat het doordrenkte bodemmateriaal makkelijker naar beneden gleed. Overal waar ten tijde van de laatste ijstijd in Nederland reliëf was, zijn dit soort dalen, die nu geen water meer ¬vervoeren, gevormd. Het exemplaar bij de Posbank boven Rheden is een van de mooiste. De vegetatie draagt daartoe bij.’

‘Opgroeien op steenworp afstand van de ¬Posbank betekent opgroeien in de natuur,’ zegt Ella Schadd-de Boer, geruime tijd wethouder en in 2004 korte tijd burgemeester van de gemeente Rheden. ‘En zoals ieder mens hecht aan zijn roots, of dat nu een onbewoond eiland of een nieuwbouwwijk is, zo ben ik gehecht aan de natuur op en rondom de Posbank. Als ik mezelf afvraag waar deze band nu eigenlijk uit bestaat, merk ik dat ik direct, als vanuit een reflex, diep inadem. En ik geloof dat dit het is: de geuren, de kleuren en de geluiden van deze prachtige omgeving zijn voor mij pure levensenergie.’
‘Van mijn moeder leerde ik oog te hebben voor details en de historische kanten van het gebied,’ vervolgt ze. ‘Stil werden we van de verhalen waar de gedenksteen in de buurt van de brandtoren op het Rozendaalse Veld naar verwijst. Op het allerhoogste punt van de gemeente Rheden is deze steen te vinden met de tekst: lager kan een mens niet -zakken. Een verwijzing naar het radiobaken dat de bezetters in de Tweede Wereldoorlog op deze plaats gebruikten voor het regelen van het vliegverkeer. De gedenksteen aan de veerstoep in Dieren, geplaatst op juist het laagste punt in de gemeente, stond symbool voor hoe het wel moest: hoger kan een mens niet ¬stijgen.’

Erik Breukink

Erik Breukink woonde als zoon van de directeur van de Gazelle-fietsenfabriek eveneens aan de voet van de Posbank. Het juiste milieu, in de dubbele betekenis, voor de kweek van een toekomstig renner. Zou je denken. Maar zo vanzelfsprekend was dat niet en uiteindelijk was er een stimulerend duwtje voor nodig.
‘Het is niet omdat ik aan de Posbank woonde dat ik klimmer ben geworden. Het is een natuurlijke aanleg, maar je kunt het wel trainen. Klimmen kun je het daar niet noemen. Of je bergop kunt, daar kom je pas achter als je met de junioren naar het buitenland gaat. Want goede sprinters als Van Poppel kunnen de Posbank ook aan.
Ik ben pas begonnen toen ik zestien, zeventien was. Het was thuis ¬normaal dat je een racefiets had, maar dat was meer voor tochtjes. Ik voetbalde en volgde het wielrennen wel, maar het is nooit bij me opgekomen om wedstrijden te gaan rijden.
Dat ik ben gaan wielrennen, kwam door Ronald Gerritsen, een jongen die ook in ¬Dieren woonde. Ik kwam hem tegen op school bij gymles, hij had geschoren benen.
Ik wist dat wielrenners dat deden. Ik zeg: “Dat is bijzonder: een man die zijn benen kaal…” Hij zegt: “Ik ben amateurwielrenner, ik rij wedstrijden.” Zo kwamen we aan de praat. Ik vertelde dat ik een racefiets had en hij zei: “Kom es een keer meetrainen met de groep.” Dus ik mee met een stel jongens de Posbank over. En daar probeerden ze me natuurlijk uit te testen.

Die jongens waren lid van De Zwaluw in Doetinchem en ze reden wedstrijden bij de junioren, de amateurs of de liefhebbers. Het was een gemixt groepje. Dus ik mee en gelijk over die heuveltjes. Het was niet zo dat ik verrast werd, de weg kende ik. Mijn vader fietste daar veel en ik ging soms met hem mee. Maar niet op dat niveau, met die snelheden. Maar ze kregen me er toch niet af. Op die heuveltjes kwam ik vrij gemakkelijk mee. Daar stonden zij meer van te kijken dan ik, want ik vond het normaal, ik had geen referentie van een verschil ofzo. Maar zij gingen ervan uit: iemand die net begint, moet er af, die mag niet mee.
Nu vond ik het gelijk leuk. Maar als ze me eraf hadden gereden en ik had in mijn eentje naar huis moeten rijden, was ik misschien nooit begonnen. Dat zijn van die cruciale momenten. Zo’n eerste kennismaking is heel belangrijk, dan zie je er de lol van in en zo begin je. Want ik zat op voetballen, dat deed ik heel fanatiek, maar daar ben ik in één keer mee gestopt.
Van huis uit was die belangstelling er al. Mijn vader nam me wel eens mee. Naar de Ronde van Nederland bijvoorbeeld, waar ik in het hotel bij de Raleigh-ploeg met Peter Post aan tafel zat, als jochie van twaalf. Mijn vader kende Post goed en ik liep mee en dan zag je Knetemann op de massagetafel liggen. Die zag je normaal alleen op televisie. Zoals de jongetjes nu Boogerd en Dekker zien, keek ik naar Kuiper en Van der Velde, Knetemann en Raas, allemaal kampioenen. Maar het was nooit de bedoeling om te zeggen: dat ga ik ook doen.
Ik was een keer met mijn vader bij de amateurploeg van Gazelle en de ploegleider vroeg: “Waarom gaat hij niet fietsen, je moet hem laten fietsen.” Die man zei dat zomaar, misschien alleen om de directeur van de Gazelle een beetje… dat was natuurlijk de sponsor.
Met die jongen waar ik het over had, fietste ik daarna ook naar school, van Dieren naar Zutphen. Die jongen motiveert je en je spreekt af om te gaan trainen en hij komt nog opdagen ook, want hij was een fanatiekeling. Zo’n man van als het regende dan gingen we gewoon. Het maakte niet uit wat voor weer het was. Dan zeiden we: we gaan maar een uurtje, maar wel even hard die ¬Posbank over.

De steilste kant van de Posbank is vanuit Rheden en dat is ook de kortste. Vanuit De Steeg is een langere kant, die gaat trapsgewijs een beetje, dat is de mooiste. Zo begon ik altijd de training. We woonden in Dieren vlakbij het kanaal en dan reed ik naar De Steeg. Daar ging ik de Posbank op en reed ik helemaal door naar de Emma Piramide in Rozendaal. Dat is een rondje van 35 kilometer.

Later reden we van mijn huis langs het kanaal naar Laag Soeren en dan van de achterkant de Posbank op. Dat is de langste, ook heel trapsgewijs. We reden ook wel richting Hoenderloo, dan kwam je van de andere kant over de Emma Piramide en was de Posbank het einde van de training. Rondje Hoenderloo noemden we dat.
Ga je bij de ¬Rhederhof omhoog, dan kom je op de Zijpenberg uit. Dat is een smal weggetje, er zit een steil stukje in en daar kun je lekker klimmen. Zo kun je ook een rondje rijden, over de Posbank weer omlaag, een klein intensief rondje. Als je daar voluit naar boven reed, op het buitenblad, zo’n 53-17, 19, haalde je een hartslag tot de grens van je kunnen. We zorgden ervoor om niet in het rood te trainen, dus dat de verzuring niet zo groot was dat je boven kapot zat. Anders kon je die ¬herhaling niet meer doen.

Als prof reed ik dat klimmetje een keer of tien op en direct weer naar beneden. Bij de junioren of amateurs niet. Dan reed je rondjes, zigzaggend over de Posbank. Je kunt er overal afrijden en er weer op, wat je maar wilt, dan ben je de hele dag bezig met achtjes draaien. Lekker fietsen, geen verkeer, ik kon er geen genoeg van krijgen.

In het eerste jaar bij de junioren kreeg ik in de gaten dat ik goed meekon en dat ik heel goed alleen kon rijden. Dat ik kon klimmen wist ik niet, maar wel dat ik lang op kop kon rijden. Een van de eerste wedstrijdjes die ik op de club reed, was een koppeltijdrit. Dat was de traditionele afsluiting van het seizoen en dan werd er een junior gekoppeld aan een amateur. Dus ik werd gekoppeld aan een goede amateur uit die streek en wij wonnen. Die jongen stond ervan te kijken, die dacht: hij gaat in het wiel zitten en neemt niet over. Maar ik ging gelijk meedraaien.
Daarna, ik had ook een wedstrijdje alleen vooruit gewonnen, belde de bondscoach van de junioren of ik het jaar daarop in de nationale selectie mee wilde doen. Daar zat ik met Erwin Nijboer, Gert Jacobs en John Bogers, dat was de kern, en dan ging je in april al in het buitenland rijden. Daar kreeg je klimmetjes die veel langer zijn dan hier. Ik kwam in die wedstrijden goed mee en door mijn tijdritten reed ik heel kort in het klassement. Maar we waren aan elkaar gewaagd, de verschillen waren relatief gering. Je begint net, dus je hebt een opbouw nodig. Ik stak daar zeker niet veel bovenuit. We domineerden wedstrijden, we wonnen veel, dat was hartstikke gezellig.’

Posbank

Terug naar de training op de Snippendaalseweg naar de top van de Zijpenberg. Gaat de profrenner Erik Breukink dan ook de tiende keer nog op het buitenblad naar boven?
‘Dat hangt van de vorm van de dag af, maar je gaat wel lichter schakelen. Het is een uitgekiende training. De klim doe je voluit op het buitenblad en daarna is het herstellen tot je hartslag weer zo laag is dat je klaar bent om hem nog een keer te doen. Die tijd voor ¬herstel wordt steeds iets langer. En tegen de tiende keer wordt het moeilijker en zwaarder natuurlijk.
Als je blijft zitten, doe je het meer op kracht uit je bovenbenen en als je echt voluit gaat, wissel je zitten en staan af. Dat doe je op gevoel. Sommigen kunnen staand heel lang volhouden, dat is per persoon verschillend. Op de wat steilere gedeeltes ga je staan. Vergeleken met anderen bleef ik meer zitten. Johan van der Velde ging altijd staan, dat was een taaie, een uit de klei getrokken karaktermens. Als je gaat staan, kun je wat groter rijden, maar je houdt ‘t minder lang vol. En als je gaat zitten, moet je wat lichter rijden, kun je het soepeler houden.
Er is niemand die je specifiek vertelt hoe je moet klimmen. Daar kom je zelf achter. Dat is iets wat je voor jezelf ontwikkelt, iets wat bij jou hoort. Lance Armstrong heeft dat lichte rijden met zijn trainer Chris Carmichael ontwikkeld, die heeft daar veel invloed op gehad. Zij hebben dat tot het extreme doorgevoerd en je ziet dat je het zo toch heel lang volhoudt. Wij moesten altijd de verhalen van Gerrit Schulte aanhoren. Hij zei toen al: ze rijden veel te groot, je moet licht rijden. Maar ik zat in de periode met Bernard Hinault. Het was ín om groot te rijden, je móest een grote versnelling kunnen draaien. Nu is het: je moet een grote versnelling kunnen rijden, maar er moet wel een cadans in zitten, je moet het met een bepaalde snelheid kunnen doen.
Dat licht rijden heb ik ook wel meegekregen. In het begin van de wedstrijden moet je zo licht mogelijk rijden om je benen te sparen. In de finale mag je groot. Dat is de basis die ik van het begin af aan kende. Er werd ¬verteld dat je met souplesse moest trainen. Dat deed je niet op de Posbank maar op het vlakke. Achter een brommer kun je extreem op souplesse trainen. Dan gaat ‘t om de trapfrequentie, dan train je puur op snelheid.
Als ploegleider wijs je daarop. Met name de jonge renners zie je dergelijke fouten maken. Dat ze de hele dag op een grote versnelling blijven harken. Dat kun je af en toe doen om je te testen, maar tussendoor moet je zorgen dat je het ritme houdt. Het is vaak gemakzucht. Ik had laatst een jongen aan m’n auto en die zei: “Het is zo makkelijk.” Ze zijn sterk en je hoeft niet zoveel moeite te doen, maar je leert je iets aan wat je niet gaat helpen in lange wedstrijden van 260 kilometer.
Een sprinter zit lichamelijk anders in elkaar dan een klimmer. Klimmen kun je niet leren. Je kunt je specialiteit aanscherpen en verbeteren door te trainen en de wedstrijden in Limburg op te zoeken, door het veel te doen, dat zeker. Maar je kunt van een renner nooit een klimmer máken.

Klimmen leer je niet in Nederland, maar ook niet in het buitenland. Als je weet dat je een beetje bergop kunt, moet je dat in het buitenland gaan oefenen, want een kilometer bergop rijden in Nederland is geen klimmen. Dan moet je de bergen in, daar kun je -klimmen trainen.
Fietsen vond ik mooi omdat ik kon klimmen. Het was altijd een uitdaging. Je hebt ook slechte momenten bergop. Op het moment dat je eraf gaat, is geen enkele klim meer leuk. Maar het mooiste is: een klim waar je in een groot ritme tegenop kunt rijden en dat je bij kunt blijven, dat je bij de eersten zit. Dat is het mooiste… dan is dat afzien ook anders, dan zit je in een cadans, dan ben je één met alles, dan heb je je fiets onder controle, je hebt je lijf onder controle, je beheerst die berg.’

Als jochie zonder klimmersambities befietste Erik Breukink de Posbank aan de zijde van zijn vader, en dat deed John Jansen van Galen ook, een kleine kwart eeuw eerder:
‘Eind september zal de heide uitgebloeid zijn, de heuvels rond de Posbank roestbruin eerder dan paars, de bossen rondom al zwemend naar geel en rood. Reikhalzend stond ik daar als jongen uit te kijken of ik boven de bomen het torentje van Hoog-Elten kon zien dat toen even van ons Nederlanders was, doordat het na de oorlog op de Duitsers buitgemaakt was. Mijn vader legde uit dat die bank niks met post te maken had, maar met een meneer Pos, van de anwb. En ik ontcijferde, zonder begrip, de tekst die in reliëf in de rug van de ter ere van hem gemetselde bank stond: hij effende banen voor het vreedzaam verkeer tusschen de volkeren, duizenden bracht hij in en tot de natuur, den nederlanders deed hij neerlands schoonheid kennen, waarderen en liefhebben.

De Posbank, zo lieflijk gelegen, was een doelwit voor onze fietstochtjes. Fietsen met versnellingen kenden we niet. Zwoegend, staand op de trappers, soms lopend, kwam je boven. Er stond een kleine kiosk, ik kreeg een ijsje. Later kwam er een paviljoen met een rieten dak, waar we ranja dronken aan een tafeltje. Het is afgebrand. Nu staat er een erg modern bouwwerk, maar die bank is er nog altijd.’

En voor dat moderne bouwsel zit een zwarte dame met zwierige rok op een omafiets: een koningin – het is Beatrix, die het beeld waarschijnlijk liever zelf had geboetseerd. De Stichting Koningin op de Fiets ¬plaatste het beeld op 14 juni 2002 en volgens de maakster Daphné du Barry is het zo geconstrueerd dat je ernaast kunt fietsen, naast de koningin, aan de zijde van Hare Majesteit bovenop de Posbank, en ze hijgt niet eens.

Karakteristieken

Posbank overzicht

Rombodolo dag 7: Saltusio- Umhausen 87 km 2200 hm

De Rombodolo monnikenorde.

Dat de duursport hardlopen gelijkenis vertoont met onze passie was mij al jaren bekend.  Wekelijks ervaar ik dit als ik zie hoe Germa met haar sport bezig is en zij haar belevenissen, inclusief de daaraan gekoppelde emoties en gevoelens , met mij deelt.  Dat hardlopen en fietsen echter ook qua religie dicht bij elkaar staan werd mij duidelijk na het lezen van het artikel ‘ De heilige hardloopgeest’  dat in de NRC bijlage Lux een week na onze terugkomst uit Sölden stond.

Vroeger, zo schijft de auteur,  had hardlopen echt iets religieus. Bij indianenvolken uit de vijftiende eeuw vormden hardlopende koeriers ‘ een klerikaal elitekorps. Deze broederschappen leken op monnikenorden. De inwijding van een koerier vond plaats na een langdurige vastenperiode, hij mocht niet trouwen en zich ook niet verder met vrouwen bemoeien, moest zich aan een aantal dieetvoorschriften houden, moest regelmatig baden en zorgen dat hij altijd schoon was, moest elke opdracht in gelijkmoedigheid aanvaarden, ongeacht hoe ver die hem voerde en hoe moeilijk of gevaarlijk de tocht ook was, en hij moest voor zijn medemensen en andere schepselen vriendelijke en zachtaardig zijn. Verder moest hij mocassins van buffelhuid dragen’ .  Zie hier, het leven van een Rombodolo monnik, voorafgaand  aan de acht dagen durende hoogmis, op een paar nuances na.

De broeders van de orde der Rombodolo ‘ ers hadden er inmiddels zeven dagen opzitten.  Alle broeders, op abt Jan na maar die was inmiddels met emiraat, hadden  in de voorafgaande dagen ten minste één, maar vier van de paters zelfs alle jochen en passo’s bedwongen. Zoals gebruikelijk waren de paters rond zevenen opgestaan en waren zij direct begonnen met hun corvee taken.  De tafels werden gedekt, de broodjes gehaald en de koffie werd voor de laatste keer door broeder picollo  Josua gezet. Deze keer werd er een bescheiden ontbijt genuttigd, te zien aan het grote aantal broodjes dat  overbleef. Omdat broeder Vincentius  niet alleen lid was van de Rombodolo orde maar  de dag ervoor een zeer bijzondere prestatie had geleverd door qua tijd als vijfde ooit te eindigen op de Penserjoch, werd aan hem een amulet van de orde der Stravisten uitgereikt. Broeder Fredericus had de eer om in de gele Tegenkracht pij te fietsen maar besloot, nadat hij alle broeders in de pij van Fysiotherapie Meijer zag, solidair te zijn.

Voor deze dag stond de Timmelsjoch wederom op het programma. Niet vanuit Sölden deze keer maar vanuit Zuid Tirol.  De broederschap kreeg een tocht van 86 kilometer voor de kiezen  waarvan er 40 geklommen  en  2200 hoogtemeters overbrugd moesten worden.

De verbinding via de Timmelsjoch tussen Noord en Zuid bestaat pas sinds 1968. Dat dit zo lang geduurd heeft vindt zijn oorsprong in het feit dat Hitler en Mussolini elkaar voor geen meter vertrouwden. Niet ten onrechte, want in de eerste wereld oorlog hadden de Italianen de Duitsers en de Oostenrijkers een loer gedraaid door onverwacht de kant van de Geallieerden te kiezen.   Deze move leverde Italië een flink stuk Oostenrijks grondgebied op en in het begin en midden van vorige eeuw waren er nogal wat Oostenrijkers en Duitsers die Zuid Tirol weer bij het Oostenrijkse Tirol wilde voegen.

JosL. had er vandaag duidelijk zin in. Hij reed vanaf de start al wat langer op kop naar San. Leonardo. Daar zou  het klimmen pas echt gaan beginnen. Toen we eenmaal het dorp  waren uitreden sloeg Jos een gaatje en maakte hij aanstalten er verder vandoor te gaan. Kettingsbreuk verhinderde hem dit en met hulp van Vincent,  die  in het bezit was van een kettingpons,  sloot Jos uiteindelijk achter aan. Jaap, Henk en ondergetekende reden nu voorop maar na een kilometer of tien vond Jaap het welletjes. Hij ging op zijn karakteristieke wijze op de pedalen staan en was snel uit zicht. Henk bleef in mijn wiel hangen maar omdat ik na een uurtje toch echt moest plassen, heb ik hem  de rest van de klim niet meer gezien.

De voorafgaande dagen had ik doorgebracht in de auto. Voor het eerst in tien jaar was mijn buik tijdens de jaarlijkse fietsweek meer dan een paar uur van slag en liet de opstapeling van alle maaltijden fietsen niet toe. Hoewel ook ik van de muziek van Neil Young hou, evenals Gerrit trouwens want hij begon spontaan mee te zingen toen wij hem gisteren  met open raam passeerden, en Jos (en Henk) prima gezelschap zijn , heb ik  moeite moeten doen mijn teleurstelling en verdriet te verbergen(Mannen dank voor de gepaste empathie en opbeurende woorden) . Ik had nog nooit zoveel kilometers vooraf gemaakt, h ad er echt zin in en voelde me in goede vorm . Het was dat er geen vliegveld of treinstation in de buurt was anders was ik eerder naar huis gegaan.

Van Gerrit had ik een boekje gekregen over:  “de kunst van het dalen”. Martin Bons schreef daarin, naast het gegeven dat hij tijdens het dalen niet leeft maar overleeft ,  dat hij tijdens het klimmen  het gevoel van leven, voelen, denken en dagdromen juist kent. Datzelfde overkwam mij, zeg tijdens de laatste 15 kilometer van de klim. Hoewel het steil werd en bleef, nam ik de omgeving echt goed in mij op, rook ik de natuur sterker dan ooit te voren en worstelde ik (heerlijk) van bocht naar bocht.  Ik dacht aan de voorbijgaande weken en maanden van training en was in mijn hoofd al weer bezig plannen te maken voor komende jaar.

Het weer was plakkerig,  hoe hoger ik kwam des te minder ik kon  zien. Een kilometer of twee voor de tunnel door de Vordere Schwenzerspitze zag ik na een van de bochten iemand naar mij toe komen rijden. Vincent was mij eerder al voorbij gegaan en het kon niet anders dat dat Gerrit moest zijn. Gestaag liep hij op mij in. Ik ken Gerrit inmiddels een beetje en weet, zeker als een klim lang duurt en het steil naar boven blijft gaan, hij altijd probeert nog een plekje op te schuiven. Omdat  er sprake was van vals plat in de tunnel schakelde ik enige tandjes af en versnelde.  De verminderde stijging vanaf de tunnel tot de top hield aan hetgeen betekende dat ik mijn plekje kon behouden.

Bij het ontbijt hadden we afgesproken na de top door te rijden i.v.m. de te verwachten temperatuur  boven. Vincent en Jaap waren al naar beneden gereden, Gerrit vertrok vrijwel direct nadat hij boven was en Jos en ik volgden na beenstukken en het jekkie aangedaan te hebben. Een groepsfoto werd gemaakt op een plek in de zon, een kilometer of wat onder de top maar na een nog venijnig pukkeltje. Dit pukkeltje bleek naderhand  de laatste hoogtemeters van deze tour te bevatten.

Eenmaal in het dal met z’n allen gebroederlijk in een treintje naar de camping gereden waar de auto van Gerrit de voorbijgaande week had gestaan.  Na een afsluitende kaffee mit kuchen bij de plaatselijke Conditorei , een douche en het gebruikelijke overpakken in een vlot tempo naar huis.

Met” I am the man” van Joe Jackson als achtergrond muziek bereikten we de Nederlandse grens . Gezien alle inspanningen die niet alleen tijdens de Rombodolo tour zijn gepleegd maar die ook in alle gezamenlijke uren die daaraan vooraf zijn gegaan , had Joe eigenlijk moeten zingen ‘ We are the men’ .  Mannenbroeders, we dit it again. Alla Salute!

Freek

rombodolo-dag7

Rombodolo dag 6: San Vigilio – Saltusio, 132 km, 2851 hm.

rombodolo-dag6

Dag 6 = dag 7, in de wielerwereld is alles mogelijk. In de oorspronkelijke telling werd de eerste dag niet genummerd, maar aanloopdag genoemd. Later werd deze aanloopdag dag 1, dag 1 werd dag 2, etc.

Langzaam ontwaakt men, voorzichtig het gepijnigde lijf strekkend en buigend, totdat men nog enigszins waardig uit de tent kan strompelen voor weer een dag vol kilometers en hoogtemeters. Maar dan ben ik toch plotseling klaarwakker: Vincent is uit de tent verdwenen. Het zal toch weer niet waar zijn dat ik weer de hele goegemeente heb wakker gesnurkt? Daar duikt hij plotseling fris en welgemoed de tent weer in om zijn spullen te pakken. Het bleek een lek luchtbed te zijn deze keer en hij had heerlijk geslapen in de auto, opgekruld als een marmot. Gelukkig maar. Jan en Han zullen deze dag op zoek gaan naar een nieuw luchtbed, dat zij overigens niet zullen vinden en als Vincents luchtbed het de komende nacht gelukkig wel blijkt uit te houden dan wordt geconcludeerd dat er een flapje in het ventiel niet goedgezeten heeft.

Jan en Han blijken de broodjes al weer geregeld te hebben en we kunnen aan het ontbijt. Dat calorieën stampen bij het ontbijt wordt steeds meer een verplichting, maar vanochtend valt het me niet zwaar, daar de broodjes de beste broodjes van de week blijken te zijn, knapperig, luchtig, smakelijk. Verder is de weide waar we staan droog en de zonnestralen komen rap naderbij. De herfsttijloos lacht ons toe en niemand heeft ervan gesnoept, dus iedereen leeft nog.

De vorige avond begon het thuisfront plotseling te  lonken en na een snel 1-2-tje tussen Vincent en Gerrit werd besloten de heen en weer klim naar de Plan de Corones te laten vervallen en de Jaufenpass vandaag al te rijden zodat vrijdag tijdig naar huis afgereisd kan worden. De Plan de Corones zou ook beslist zwaar op de ontbijtmaag gelegen hebben, direct vanaf de camping omhoog en dan steeds steiler tot 14% aan toe. Ik ben er niet rouwig om dat we hem overslaan en ook de anderen vinden het wel best zo. Op papier is het nu een makkelijke dag met slechts 2 passen en 2500 hm. Nu kunnen we eerst een stukje inrijden voordat we omhoog moeten richting de Würzjoch of Passo del Erbe. We zitten weliswaar in Italië, maar alle Italiaanse namen hebben een Duitse tegenhanger en men verstaat ook overal Duits. Erg makkelijk voor de Italiaanse analfabeten onder ons, waaronder ikzelf. De klim is 14 km lang en 7% gemiddeld, maar dat komt door een dip in het midden, verder loopt het van 9 tot 11%. Zoals gebruikelijk rijdt men van me weg, al houd ik Jos steeds in het vizier, daarbij nog geholpen door een opstopping door een graafmachine. We moeten zelfs even met de voet aan de grond, heiligschennis in wielerland! Na de opstopping komt de  filmploeg langs. Henk heeft besloten er een rustdag van te maken, dwz voor de benen, want filmend is hij steeds in de weer. Helaas voelt Freek zich ook nog niet hersteld en onderweg zie ik hem ergens mistroostig in een tijdschrift bladeren. Zelf begin ik ook de pest in te krijgen: gisteren tijdens de koninginnerit deed m’n knie het zo goed en nu speelt hij weer op. Hij speelt zelfs zozeer op dat ik erover denk om de Jaufenpass over te slaan, maar dan laat de Gele Tegenkrachttrui zich gelden: afstappen is vandaag geen optie. Op de top, licht en weids als steeds, stel ik voor om nog wel met zijn allen naar Vipiteno te rijden, maar daarna rijd ik alleen naar de camping om het rustig aan te kunnen doen en om de anderen niet nodeloos op te houden. Zogezegd zo gedaan: tot Vipiteno wordt ik uit de wind gehouden, een groot deel langs een grote weg. In Vipiteno scheiden onze wegen en verlost van de druk van een wachtende groep op de top verval ik tot een wel heel rustig tempo omhoog, hier even kijken, daar even pissen, dan  nog een krentenbol, verderop even drinken, het lijkt wel vakantie. Andere trage figuren herkennen in mij nu één van de hunne. Eén presteert het zelfs om te vragen of ik op de top op hem wacht: eg nie. De klim is 15 km en 7-8%, een lang stuk door het bos en dan nog enkele kilometers over hellingen met gras. Die weidse stukken vind ik prachtig en ook boven blijf ik nog een tijdje van het heldere licht en de verre uitzichten genieten. En dan nog slechts afdalen tot aan de camping, wat een weelde. Helaas is men op de weg naar beneden aan het asfalteren. Hele stukken moet je voorzichtig rijden, al plakkend aan het verse asfalt, en het asfalt plakkend aan de banden. Later blijken Jos en ik echt een laag asfalt op de banden te hebben, thuis heeft het me nog 1,5 uur gekost om het eraf te vijlen. Beneden gekomen is het nog een km of 10 tot Saltusio, het is wel een drukke weg en er passeert een vrachtwagen zo rakelings dat ik blij ben dat ie me niet echt raakt. Op de camping verwacht ik de tenten opgezet, de mannen gedoucht en aangekleed, maar nee, men zit nog half naakt aan het bier. Ik blijk niet eens zo ver na de rest te zijn aangekomen. Even later als de tenten wel staan en iedereen wel gedoucht is, laat Henk wat van zijn opnames zien. Vincent blijkt de Jaufenpass aangegrepen te hebben om een recordpoging te doen. We zijn diep onder de indruk van zijn snelheid en afgepeigerde look (à la Laurens ten Dam). Met 16 km/u is hij omhoog geknald en op Strava blijkt hij nr. 5 van de ca 1500! Straks de Gele Trui overdragen wordt  een makkie op die manier.

QV3

 

 

Als de duisternis is ingetreden vertrekken we naar het hotel-restaurant van de vorige keer, maar daar zijn vandaag alleen hotelgasten welkom (???). Men wijst ons wel de weg naar de concurrent en daar strijken we neer aan een lange tafel in het gras met uitzicht op een duistere bergwand waar af en toe de lichtbundels van passerende auto’s te zien zijn. Helaas is het hier een jolige boel met oubollige edoch luide muziek en een om ons heen cirkelende polonaise. Nou ja, helaas…, Vincent en Freek, storten zich vol overgave in de polonaise en redden zo de eer van de stugge Hollanders. Freek?  Ja, Freek! Hij lijkt uit de as herrezen en zal ook inderdaad de volgende dag de zwaarste beklimming van de week nog meedoen. Vincent heeft inmiddels laten weten dat hij zijn benen verkloot heeft (zijn woorden) en uiteindelijk lijkt Freek me de juiste persoon om de Gele Trui morgen te verdedigen, relatief fris als hij is. Bovendien heeft hij de afgelopen tijd genoeg afgezien om hem te verdienen.

Inmiddels heb ik besloten dat de 40 km lange klim die morgen op het programma staat echt te veel is voor m’n knie. Na dat besluit voel ik me opgelucht. Ik mis dan weliswaar een mooie afsluiting van de fietsweek, maar ik krijg er een bezoek aan de Tiefenbach- en de Rettenbachgletsjer voor terug, samen met Jan en Han.

Peter.

Rombodolo dag 5: Selva di Cadore – St Vigilio 141 km 3890 hm

Koninginnerit over het parkoers van de Marotona des Dolomites.

rombodolo-dag5

Zelden stap ik met tegenzin op de fiets, vandaag moet ik de inspiratie echter van ver zoeken. De kilometers beginnen mij echt pijn te doen en de tweede helft van de etappe van gisteren heb ik afgezien. Klimmen op eigen tempo ben ik gewend, maar op vals plat eraf worden gereden dat doet echt pijn. Maar vandaag staat de koninginnenrit van deze week op het programma, dus stap je sowieso op de fiets om maar te zien waar het gaat eindigen. Na de dag van gisteren heb ik van Vincent de inspirerende gele Tegenkracht-trui gekregen. Die trui zal ik vandaag hard nodig hebben.

Het weer is schitterend en de locatie van onze camping is eigenlijk nog mooier. De nacht heeft geleerd dat koeien s nachts ook grazen. De koeienbellen waren de hele nacht te horen. Hiermee is de stelling van pa van tafel: “koeien liggen s nachts te slapen”.

Met uitzicht op mooie hellingen en onze grazende vrienden werken wij het ontbijt naar binnen. Dit keer weer met een yoghurtje, want het naar binnen werken van het brood gaat steeds lastiger . De laatste klim van gisteren betekent dat we nu eerst weer afdalen naar Selva di Cadore. Omdat Vincent zo aardig is geweest om het Tegenkrachtshirt te wassen rijdt ik in een schoon onbezweet shirt, maar nog wel nat. In de afdaling is mijn regenjas mijn opwarmmiddel en bij de eerste klimmeters omhoog begint het al aardig te stomen van onder de regenjas. Aan de voet van de eerste klim Passo di Giau  trek ik dan toch mijn regenjas maar uit om het Tegenkrachtshirt te laten drogen in de zonnige  Giau klim . Freek heeft  na twee ziektedagen vandaag de fiets weer gepakt. Na 5 kilometer kan ik het tempo van Freek niet volgen, hij lijkt te zijn hersteld en hij rijdt gestaag van mij weg. Het is een klim met mooie vergezichten, zeker nadat je de boomgrens over bent. Links en rechts komen mooie grillige rotspartijen en bergtoppen in zicht zoals ik mij de Dolomieten ook had voorgesteld. De klim loopt beter voor mij dan verwacht. Heeft het Tegenkracht shirt  dan toch effect of is het de mooie omgeving die inspireert Boven aangekomen zitten Vincent, Freek, Jaap, Gerrit en Henk zich al op te maken voor de afdaling. Aan de voet van de  Passo Falzarego komen we allemaal gelijktijdig beneden om aan onze volgende klim te beginnen.

De klim loopt beter voor mij dan verwacht. Heeft het tegenkrachtshirt dan toch effect of is het de mooie omgeving die inspireert Boven aangekomen zitten Vincent, Freek, Jaap, Gerrit en Henk zich al op te maken voor de afdaling. Aan de voet van de  Passo Falzarego komen we allemaal gelijktijdig beneden om aan onze volgende klim te beginnen. Echt lekker loopt het nog niet bij mij, terwijl dit een klim zou moeten zijn die mij ligt (minder steil). Omhoog kan ik het tempo van de anderen niet volgen. Freek rijdt achter mij en in de verte zie ik zijn schim. Na enkele kilometers kom ik beter in mijn ritme en nadat de Passo Felzarago is gepasseerd komt gelijk de klim naar Passo Valparolo. De eerste kilometer gaat flink omhoog en Vincent komt ons al tegemoet rijden om wat extra hoogtemeters te maken. De laatste kilometer is gelukkig wat afgevlakt waardoor ik lekker binnenrol op de top waar de Jos alweer met de camper staat te wachten met cola en water. In de weerspiegeling van het voorraam denk ik de schim van Freek te zien. Maar als ik beter kijk blijkt Freek in de camper te zitten. De buikklachten spelen weer op en Freek heeft helaas weer de bezemwagen moeten opzoeken. Op het terras op de col werken we cola, koffie en appeltaart naar binnen om ons op te maken voor het Sella rondje.

Het is druk op de col. Zoals eigenlijk een groot deel van de week worden de terrassen en wegen ook goed bevolkt door onze motorvrienden en auto’s in vele vormen en maten die ook genieten van de schitterende omgeving en het weer. Niet alle serveerster blijken evenveel zin te hebben in het bedienen van een stelletje zwetende fietsers en het kost ons dan ook wat inspanning om onze versnaperingen te bestellen en betalen. Jaap, onze cashman, wacht echter keurig op de serveerster terwijl de anderen al ongeduldig de pedalen en versnelling in de goede stand zetten voor de afdaling naar La Villa, de plek waar het Sella rondje voor ons begint.

Maar voordat we de Pordoi opgaan komt eerst de Passo Campolongo. Een soort opwarmertje met niet al te steile percentages. Hier lukt het Henk om zijn eerste moeliesje te pakken. Met Vincent en Jaap in zijn wiel passeert Henk als eerste de top. Daarna volgt de Pordoi met 33 bochten en schitterende uitzichten over het Sella massief. Genieten met een grote G. Met de vele aanmoedigingen van Jos, Freek, Han en Pa die op de col strategische plekken uitzoeken om aan te moedigen is het heerlijk naar boven trappen onder een strakblauwe lucht. Vanaf de strategische plekken, maar ook al rijdend, worden onze verrichtingen vastgelegd op camera. Dat we dit jaar te weinig  foto’s hebben hoeven we ons geen zorgen te maken. Boven aangekomen is het wederom druk. Maar de camper en de Toyota vallen goed op. De heren hebben een parkeerplek gevonden waar niet betaald hoeft te worden (ja, bovenop een col betaald parkeren!). Wie er als het eerste boven was weet ik niet. Op een gegeven moment is de vraag ook niet meer belangrijk. Bovendien was gedurende de week de pikorde ook wel duidelijk geworden en ik zeker voor de dag van vandaag mijn heil in de grote G zocht. En dat lukte steeds beter. Na een afdaling met fraaie bochtwerk kwamen we aan de voet van de Passo Sella. Jaap schreeuwde naar mij “it gaet on”. De Tsjechische motorrijder die naast ons stond schreeuwde “A je to!”. Verbroedering op de col. Maar met zo’n motor gaat het wel wat makkelijker.

 

We hadden afgesproken te wachten op de top van de volgende col Passo di Gardena. Peddelend met continu het fraaie uitzicht over het Sella massief, vele toeterende Fiatjes 500 en aanmoedigingen passeerden we de Passo Sella,, waarbij ik ondertussen alweer op gepaste afstand in mijn eentje mijn weg volgde. Na de Passo Sella volgde een snelle afdaling waar de filmploeg alweer in de aanslag stond om mooie plaatjes te schieten waarna de weg zich vervolgde naar de passo Gardena die al van ver te zien was. De laatste echte col van vandaag. Boven aangekomen voelen de benen zwaar en er is nog 37 km te gaan. Of pakken we een camping dichterbij?? We besluiten toch door te rijden naar St Vigilio, omdat het erop lijkt dat het toch veelal bergafwaarts is. Jaap heeft op de top van de Gardena een  uitspraak die mij wel aanspreekt: “we gaan naar St Vigilio, maar gaan niet lopen jakkeren”.

De eerste 10 kilometer gaan mooi naar beneden en we laten ons meevoeren door de afgaande helling. Zelfs als we worden ingehaald door een locale wielrenner laten we ons niet opjagen en vervolgen rustig onze weg. We komen bij een provinciale weg die voert langs een rivier met rotspartijen waartussen de weg zich kronkelt. Een mooie net geasfalteerde weg die 1% a 2% naar beneden loopt. In de eerste tunnel die we tegenkomen wordt Jaap op de een of andere manier gestimuleerd om het tempo van de auto’s te gaan volgen, en wij er met zijn allen achteraan. Vanaf dat moment gingen telkens de woorden door mij heen: “we gaan naar St Vigilio, maar gaan niet lopen jakkeren”. (lopen ≠ fietsen) Tot aan de afslag in Langega, zo’n 20 km verder, lag het tempo tussen de 40 en 50 km/h. Geen enkele auto kon ons met dit tempo en de kronkelende weg volgen of inhalen, waardoor we vrijwel gelijk met de onze begeleidende auto’s op de camping aankwamen.

 

Alweer een mooie camping met schitterend uitzicht en bijzondere giftige en dodelijk bloemen (volgens Peter)  naast onze tent. Na de gebruikelijke biertjes, chips en nootjes volgt de douchepartij en de weg naar de pizzeria om weer tegen elf uur in de slaapzak te kruipen voor de 8 uur rust.

Afgelopen week heb ik veel respect gekregen voor Peter, die 2 weken voor de trip een longontsteking had en verzwakt aan de trip begon. De snelheid bergopwaarts gaat hem vaak te snel, maar in zijn eigen tempo komt hij elke col onverstoord boven. Niemand die op hem wacht in de klim. Ieder gaat zijn eigen weg tot aan de top van de cols. Bovenop de cols staan we te wachten om zo snel als mogelijk weer te kunnen afdalen. De rustminuten die we hebben op de top moet Peter veelal missen om aan te sluiten voor de afdaling naar de volgende col. Peter heeft de meeste  klimuren gemaakt van ons allemaal.

Met enige tegenzin moet ik het Tegenkrachtshirt overdragen, maar Peter is een waardige opvolger. Het shirt heeft mij vandaag in deze koninginnenrit over de cols gebracht waar ik van tevoren zo tegenop zag. Morgen zonder Tegenkracht? Hoe zal dat gaan?

 

Jos

Rombodolo dag 4: Castelpiettra – Pescul 132km en 3778 Hm

Na gisteren flink diep te zijn gegaan op de Monte Grappa was ik blij dat ik vanmorgen het inmiddels niet meer al te frisse gele Tegenkracht shirt van Gerrit aan mocht trekken. Maar dat was geen probleem, de zweetlucht van elkaar herken je na al die kilometers die we gezamenlijk hebben gereden de afgelopen jaren al wel. Na de rode wijn, de grappa van gisteravond en de mooie dagen die we inmiddels achter de rug hebben moet ik vandaag ook even rustig opstarten. Het is koud als we wakker worden maar de zon schijnt al prachtig op de bergen. Helaas duurt het net te lang voordat de zon ook op de camping komt zodat we het ontbijt al op hebben voordat het echt aangenaam wordt.

Henk heeft aangegeven vandaag zelf de camper te besturen en heeft Jos Dammers als frisse vervanger ingezet. De fonkelnieuwe Cipressa krijgt in de Dolomieten zijn vuurdoop maar gelukkig geldt ook hier: De benen moeten doen!.

Freek is helaas nog niet fit genoeg en neemt naast Henk plaats met de camera in de hand. Zo vertrekken we met 6 man en zitten we precies om 9.30 uur weer op de fiets. 800 m naar beneden en dan gelijk het vervolg van de Passo Cereda. Nog 3km 10%!

Zelf vertrek ik als laatste om even rustig warm te rijden. Vooraan zie ik Jaap met goede moraal gelijk een gat slaan en zie een schitterend schouwspel ontstaan. Zoals gezegd is Jos vandaag met frisse benen en goede moraal op de fiets gestapt. De eerste paar honderd meter van de klim gaat hij iedereen (behalve Jaap) voorbij en heeft de helft van zijn cassette nog over. De overmoedigheid was echter van korte duur en snel wordt er teruggeschakeld terwijl Gerrit even een tandje bijschakelt om de pikorde weer te herstellen. Nog geen 10 minuten aan het fietsen en iedereen heeft het zweet al goed los. Zelf kom ik weer in mijn ritme en rij langzaam naar voren om uiteindelijk gelijktijdig bij de reeds wachtende Jaap op de top te komen. We besluiten rustig door te rijden naar Agordo. Ook Jos sluit aan en zo rijden we met zijn vieren 25km voornamelijk naar beneden met af en toe een knikje. Op een van die kleine klimmetjes (overigens niet op Strava bekent…..) pakte Jos zijn Mouliesje en dus was al duidelijk aan wie ik de gele trui over zou dragen die avond.

Op de rotonde in Agordo hebben we op Peter en Jos Dammers gewacht. Peter besloot een alternatieve route te pakken met een mooie klim maar uiteindelijk wat minder kilometers om zo de batterij een beetje op te laden voor de dagen die nog zouden komen.

rombodolo-dag4

De komende 20km richting Falcade Alto gaat het langzaam 500 meter omhoog. De eerste kilometers zijn relatief vlak en blijven we bij elkaar maar op een gegeven moment wordt het toch net te steil en zoekt ieder zijn eigen klimtempo op als we wederom een zijweg moeten nemen om de diverse tunnels die we passeren.

Het gaat eigenlijk best lekker maar vlak voor Falcade Alto begint de weg steiler te worden en protesteren de benen. Terwijl ik dacht een leuk gaatje te hebben rijdt ineens Jaap weer naast me met de mededeling dat Gerrit zijn benen niet fris waren. 100 meter verder heeft die ook mij gelost.

Het draait niet echt makkelijk en de gedachten gaan naar de gele Tegenkracht trui die ik aan heb en de tekst Stichting Kanker en Sport. Ik zeg tegen mezelf: Wat zit ik nou te zeuren en rijden nog een paar man achter je die het ook lastig hebben en bovendien is het voor Henk, na het verlies van Tonny, pas echt moeilijk. De knop gaat weer want de weg wordt steiler op weg naar de top van de Passo San Pellegrino. De steile haarspeldbochten wisselen elkaar snel af, de kilometerteller blijft inmiddels op 8 a 9 km/uur steken als een bord 16% verraad dat het nog steiler wordt. Voordeel is wel dat je snel hoogte maakt. De top ligt op 1900 meter en samen met Jaap komen we boven op een paar minuten gevolgd door Gerrit en Jos. Via een heerlijke afdaling rijden we naar Moena waar we op een terras neerstrijken voor een lekker Latte Macciatto. Binnen een paar minuten zien we ook de camper langskomen zodat Henk, Freek en de inmiddels in de bus gestapte Jos ook aanschuiven. Waar wij in Falcade Alto Han en Jan voorbijreden die daar van een kopje koffie zaten te genieten is het nu de omgekeerde wereld en zienwij de Verso met aanhanger weer voorbijkomen, . Nog even een broodje uit de camper en dan wacht de eerste echte Dolomieten col met naam op ons, de Passo Fedaia met schitterende uitzichten op de gletsers van het 3000m hoge Marmolada gebergte. Bijna euforisch en met kippenvel op armen en benen ben ik omhoog gereden, volop genietend van de mooie omgeving. Deze klim staat zeker in mijn top 10. Tijdens de Sloostalie toer een paar jaar geleden zijn we ook in de Dolomieten geweest maar hebben toen vanwege het slechte weer niet gefietst en niets van de ruige toppen kunnen zien.  Dat is nu meer dan gecompenseerd!

Wat volgt is een steile afdaling en Gerrit had al aangekondigd dat na een paar haarspeldbochten een recht stuk volgt waar je wel 100 km/uur kan halen. Veiligheid staat echter voorop en vanwege de zijwind werd er toch een beetje bijgeremd maar nog altijd lag de snelheid ruim boven de 80 (zag ik naderhand.

Halverwege de afdaling, in Malga Ciapela hebben we de oude weg genomen door de Schlucht van Sottoguda. Deze weg is nu alleen nog maar voor toeristen geopend en er mag dan ook niet gefietst worden. Netjes hebben we onze schoenen uitgedaan, de eerste 20 meter op de sokken naar beneden om vervolgens na de eerste bocht weer op de fiets te stappen en stapvoets door de ongeveer 2km lange kloof te rijden. Een smal weggetje loopt langs het riviertje de Pettorina tussen 50meter hoge wanden naar beneden. Indrukwekkend!

Eenmaal beneden in Caprile aangekomen wacht de laatste beklimming van vandaag, de Colle Sante Lucia. Nog zo’n 500 hoogte meters, een goed half uurtje klimmen en vervolgens op zoek naar de camping. De camping ligt wederom op een schitterende plek. De chauffeurs zijn er al en ook Peter heeft de camping gevonden. Met koeienbellen op de achtergrond genieten we van een koel biertje en de laatste zonnestralen van vandaag.

Gerrit heeft de gele trui meegenomen onder de douche zodat die ’s avonds tijdens het eten schoon maar nat overgedragen kan worden aan Jos. Is zijn moeliesje niet voor niets geweest.

Vincent

Rombodolo dag 3: Caldonazzo – Tonadico 168km, 3750hm

Gisteravond had Jos de plek van zijn vader ingenomen in zijn eigen tent vanwege een lekkage in de tent van Freek.  Jan Lenselink sliep in een warm bed in huis en dat scheelde flink wat decibellen in de tent. Daartegenover stond dat Gerrit erg moest wennen aan de reflectie van de buitenlamp op Jos z’n schedel. “Het was net alsof hij door een aureool omgeven was”, aldus Gerrit.   Gerrit was er vroeg uit om met de eigenaresse van het pand te onderhandelen over wat een schappelijke prijs was voor het overnachten in de tuin. Henk Ruumpol had keurig gemeld dat hij gasten kreeg, en dat was geen probleem geweest. Dat daar een vergoeding tegenover stond leek ons ook normaal. Maar kennelijk had de eigenaresse meer dan 70 Euro verwacht, of ze had gewoon last van een ochtendhumeur.

Desalniettemin hebben we genoten van de gastvrijheid bij Henk, Janny, Rien en Hanneke. Tijdens het ontbijt hingen er nog donkere wolken in het dal, maar de zon deed zijn best er doorheen te komen. Na een snelle poetsbeurt om de ergste viezigheid na de hoosbui van gisteren van de fiets te vegen, vertrokken we met 7 fietsers richting de Kaiserjager-Passo Vezzena. Deze pas begon al 2km na vertrek, met de eerste 7.5 km gemiddeld 10%, daarna nog 4km van 5%. Het was een schitterende klim met overhangende rotsen en uitzicht over het meer van Caldonazzo, maar ook het neerkijken op de laaghangende bewolking in het dal was een prachtig gezicht. De benen voelden ook een stuk beter dan de eerste dagen, en na 3 dagen in de achterhoede gefietst te hebben dacht ik op 3km van de top “nu of nooit” en reed in hoog tempo langs Gerrit en Vincent. Dat het dan wel “nooit”  zou worden demonstreerde Vincent door me voorbij te fietsen alsof  ik stil stond. Maar licht euforisch over de prachtige klim en de plotselinge progressie bereikte ik de top waar Vincent al stond te wachten. Het duurde niet lang voor Gerrit, Jos, Henk en Peter ook boven waren, maar een grote domper was dat Freek ziek in de camper was gestapt.  Na wat bananen en cola ging de route verder via een vals plat afdaling en vervolgens glooiende hoogvlakte (1000m) naar het aan de rand van de Po vlakte gelegen plaatsje Tortima. Het uitzicht over de 600m lager gelegen vlakte en de afdaling die volgde waren fenomenaal.  Helaas was Henk onderweg in de camper gestapt want hij had behoorlijk last van de rug gekregen tijdens de steile klim waar we dag mee begonnen waren.  We daalden af naar de vrij grote plaats “Bassano del Grappa” waar we op een terras met ADHD serveerster een pizza broodje, koffie en cola dronken. De camper en de Toyota van Han en Jan arriveerden ook, dus konden we allen de oohs en aahs uitwisselen en ons verdiepen in het vervolg van de route.

De volgende berg was de Monte Grappa, waarvan de voet lag in het plaatsje Romano d’Ezzelino, maar eerst moesten we de stad Bassano nog door.  Al vrij snel zagen we een opvallende verschijning met blond haar, roze broekje op een racefiets met dikke banden en recht stuur van links naderen en Gerrit vroeg haar de weg naar Romano. Toevallig woonde ze daar en was ze bereid ons door de stad te leiden. Dat ging in vlot tempo, rond de  30km/u tussen het verkeer door en soms vol in de remmen voor een rood stoplicht. Vanaf Romano waren de hellingen van de Monte Grappa, met de vele cipressen en beginnende herfst kleuren, goed zichtbaar. Het was in het dal op 200m snikheet, maar de top lag 26km verderop boven de 1700m in de wolken, dus verkoeling zat er aan te komen. Even dacht ik ook eens als eerste boven te komen, maar al snel kwam Vincent weer langs racen. De camper met Jos en Henk stond halverwege om aan te moedigen en mooie foto’s en films te maken. Bijna boven waren de hellingen bezaaid met een soort van grafstenen die symbool stonden voor de vele slachtoffers tijdens de eerste wereldoorlog. Op de top stond een enorm monument ter nagedachtenis aan de 12615 Italiaanse en 10295 Oostenrijkse gesneuvelde soldaten. Boven op de top stonden de camper en de Toyota te wachten met de nodige broodjes, bananen en cola.  Ieder had in zijn eigen tempo alleen de berg op gereden, om de 10 minuten kwam er weer iemand boven.

De afdaling was, na een kort steil stukje, nog lange tijd glooiend waarbij je je steeds afvroeg of dat windjack aan te houden of uit te doen.  Daarna volgde een mooi smal bosrijk weggetje, waar de herfstkleuren volop zichtbaar waren. Het wegdek was wel slecht, met scheuren en andere oneffenheden. Toen Peter dan ook meldde dat er niemand meer volgde terwijl even daarvoor Gerrit en  Jos nog vlak achter ons aan afdaalden, was er gelijk de ongerustheid dat er misschien een valpartij was geweest. Gelukkig bleek het slechts om een lekke band van Gerrit te gaan, die in recordtempo dankzij de CO2 patronen verwisseld was. We daalden verder naar het op 300m hoogte gelegen Caupo. Na een paar km over een vlakke weg door een breed dal, kwam de weg langs de rivier “ Torrente Cismon” te lopen met bergen aan weerszijden van de weg.

rombodolo-dag3

 

De eerste lange tunnel (Galleria) konden we nog passeren via een klein weggetje buitenom, maar bij een aantal tunnels was dit niet mogelijk. Gelukkig waren de tunnels verlicht, en bovendien waren we goed zichtbaar door Jos zijn natuurlijke aureool en de achterlampjes die Peter en Jos op hun fiets hadden gemonteerd. We volgden de rivier stroomopwaarts, waarbij tot Tonadico  nog de nodige hoogtemeters moesten worden overwonnen. Vincent deed veel kopwerk in een tempo dat me eigenlijk net te hoog lag, maar met de gedachte dat we er bijna waren klampte ik aan zolang het ging. Zo’n 4km voor het dorp Tonadico was de brandstof op en verzocht ik Vincent onvriendelijk of het wat minder hard kon het laatste stuk. Toen de groep weer compleet was reden we rustig verder naar het op 700m hoogte gelegen plaatsje Tonadico. Volgens Gerrit lag de camping vlakbij maar deze stond nergens aangegeven en de lokale inwoners wisten het ook niet. Vanuit Tonadico ging het vals plat langzaam over in de steile klim van de Passo di Cereda. Twee km buiten het plaatsje belde Vincent even met Jan, die al op de camping stond, om te vragen of we op de goede weg zaten. Dat bleek zo te zijn, maar het was nog eens 2km en 200hm verderop de berg op, met een paar stukken van 15% in de eerste km. Vincent, Gerrit en Jos fietsten vlot bij me vandaan en met een slakkengangetje van 7km/u worstelde ik ook omhoog. Na een km zag ik de afslag naar camping Castelpietra. Peter was achterop geraakt en ik wachtte bij de afslag tot hij volledig leeg bovenkwam. Zelfs zijn tellertje wist niet meer of hij bij deze snelheid nog vooruit of achteruit fietste want de dagteller gaf steeds minder kilometers aan, hoe verder hij fietste.  De oplossing werd later bedacht, doordat het mogelijk met de aanvang van de terugweg te maken had. Samen reden we de laatste km naar de camping waar de tenten al waren opgezet en we de energie voorraden weer konden aanvullen met cola, bier, worst, zoute pinda’s  en chips. Later op de avond na het douchen wandelden we naar een restaurant waar zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het eten en drinken uitstekend was. Iedereen had te doen met Freek, die wel een moedige poging deed om een bordje soep mee te eten, maar gewoon te ziek is. Knap hoe hij hierdoor niet zijn goede humeur liet bederven. De trofee van de dag ging naar Vincent, die vandaag overduidelijk “le maillot Jaune” had verdiend met zijn hardfietsen en vele kopwerk. Respect ook voor Peter, die weliswaar niet zo hard fietste, maar wel de meeste fietsuren had gemaakt en zeker vandaag enorm heeft afgezien. Bij vertrek kreeg ieder nog een glaasje Grappa van het huis, en wandelden we onder een heldere sterrenhemel terug naar de camping om te gaan slapen.

Jaap

Rombodolo dag 2: Laives – Caldonazzo 145km 4141hm

Tijdens het avondeten van gisteren werd de gele trui weer doorgespeeld. In een toespraak werd iedereen wel genoemd om in aanmerking te komen voor de trui. Dit maal viel de keus op mij. Aanleiding was een gesprek dat ik had  met Han en Jan op de  Jaufenpass. Bedankt nog voor de lieve woorden,  Han.

 

Na een goede nachtrust weer vroeg uit de veren. Het dagelijkse ritueel kon weer beginnen: wassen, bed afruimen, koffie en thee zetten (3x 10 kopjes koffie en ruim 2 liter thee), tafel dekken, afruimen, afwassen, fiets in orde maken, tenten inpakken. Want de afspraak is:  voor half 10 op de fiets.

 

De route voor vandaag werd iets aangepast, met een extra klimmetje (24%!),  dat kon er nog wel bij. We vertrokken ditmaal niet met 7 man, maar met 8. Han had de reservefiets van Gerrit gezien en hij wilde ook wel een keer een berg op fietsen. En zo tegen half 10 vertrokken we op naar de eerste klim van vandaag, de  Passo Nigra. Eerst moesten we door Bolzano zien te komen en dat viel niet mee, dwars door de grote stad maar wel op zijn Italiaans: al staan de stoplichten op rood, gewoon doorrijden onder toeziend oog van ome agent. Dwars over de snelweg oversteken was ook geen probleem en zo kwamen we aan de voet van onze eerste klim  van vandaag.

 

We namen afscheid van Han, hij ging zijn eigen klimmetje doen en wij gingen de  oude Pasweg van de Nigra op richting Tires op. Een klim met ETP historie, want 10 jaar geleden moesten Jaap, Freek en Jan Graafmans hier te voet, zij hadden dus nog wat goed te maken.  Tijdens deze klim gingen de volgauto en de camper niet mee, de pas was te smal. Ik vond deze klim erg mooi en hij lag mij ook goed, smal, overhangende rotsen, steil en een klaterende rivier naast de weg. . Ik ben een paar keer gestopt om te filmen en zo richting het einde van de klim gereden, met als toetje een paar honderd meter een steile klim van 24% en dat viel niet mee. Later hoorde ik van Jos dat hij te dicht bij de vangrail reed. Hij kwam er met een fikse kleng tegen aan en moest zich corrigeren, met het gevolg dat hij weer naar beneden ging. Dus maar weer omdraaien en proberen de klim af te maken. Op een gegeven moment kwam Jaap naast mij fietsen en zei tegen mij, dat hij op dit punt de vorige keer was afgestapt. Vervolgens reed hij door met zijn bekende lach, die ik deze week  al zo vaak bij hem had gezien. Ik ploeterde verder. Toen ging de telefoon: dat was de kleine Jos, en ik dacht meteen: “oh, de camper krijgt hij niet meer gestart”, wat hem ook al bij de eerste dag overkomen was. Dit keer was ik wel even blij dat ik stil kon staan, en even op adem kon komen. Ik hoorde mijn naam roepen, dat was Vincent: “je bent er bijna, even op de fiets voor een foto”. Ik was blij dat ik boven was, maar het was toch een mooie klim. Op naar de volgende!.

 

De Dolomieten zijn erg mooi, het ene uitzicht is nog mooier dan de andere, je blijft genieten. Alleen het wegdek is niet altijd egaal, vele scheuren in het asfalt, dus je moet je ogen ook goed gericht houden op het wegdek. We kwamen aan bij de doorloop naar de top van de “nieuwe”Nigra. Ik zag dat er 28 Kehre [tornante] in zaten, dus aftellen maar. Het was een goed lopende klim van rond 8 % en deze liep door een bosrijke omgeving en skigebied.  De Costalunga was toen nog maar een peuleschilletje, de weg liep namelijk over 5 km 60 m door omhoog. Bij een bushalte hebben we gewacht tot iedereen er was. Vervolgens gezamenlijk doorgereden  naar het volgende dorp voor water en eten.

 

Vanaf daar hebben we de route weer opgepakt. Het is wel wennen en raar dat je aan het fietsen bent en dan op de raarste plekken je eigen camper ziet staan of voorbij ziet komen. Dat blijft toch een raar gezicht. We zijn weer op de route richting Passo Lavazé, een klim van  ongeveer 9 % stijging.  Boven aangekomen was het uitzicht mooi over een vrij grote vlakte. Het was zondag en er stonden veel campers geparkeerd en de mensen genoten van de zon en de mooie omgeving. Voor mij was het weer genoeg voor vandaag. Ik heb ook nog ander hobby’s, dus mijn fototoestel en filmcamera weer gepakt en weer plaatjes aan het schieten van de omgeving en van de jongens.

rombodolo-dag2

De fietsers gingen vervolgens in een vlammende afdaling naar Cavalese en daarna dwars door een aantal Vlaams aandoende dorpjes, met kasseitjes. Steentjes  zijn al niet fijn , maar in een afdaling is het helemaal een beetje dubbel. Voor het fatsoen moet je remmen, maar dat wil je eigenlijk niet in de afdaling. De steile afdaling bracht ons aan de voet van de Passo  Manghen, een joekel van 2000 meter plus . 18 km 1300 hm maakte dat de boel gelijk uit elkaar spatte. Altijd lastig van de grote molen naar de koffie molen, wanneer dan te laat schakelen. Zo laat mogelijk over het algemeen , maar te laat kan niet , want dan val je om. De benen breken dan bijna en zitten vol met zuur en dan  moet je je ritme vinden . Jaap en Vincent kunnen dat deze keer het snelst., maar Jaap heeft een historie op deze berg. Hij stond hier in 2003 nl echt geparkeerd en is bijna omhoog gekropen.  Jos , Freek en Gerrit blijven nog even bij elkaar en Peter probeert het eerste stuk ook manhaftig aan te klampen .  Het is een prachtige klim, door de smalle wegen is hij slechts 1 keer opgenomen geweest in de Giro .  Rechts van ons klatert het water met geweld naar beneden , door de bosrijke omgeving kunnen je verder niet veel anders zien . Wel geven de schaduw en de bewolking wat verkoeling.  Het gebied is werkelijk bezaaid met watervalletjes, waarna  ca 9 km een eind aan komt, als we over een brug naar rechts gaan en in het steile gedeelte komen.  Pikzwart asfalt in een dichtbegroeid bos, met steile hairpins. De loop van de weg kan je slechts volgen door het geluid te volgen van de motoren die je passeren.  Langs de kant van de weg staan veel geparkeerde auto’s van illegale paddenstoelplukkers; dat  wordt dus pizza funghi vanavond. !!..  Jaap is wat te snel vertrokken en wordt nog royaal gepasseerd door Gerrit en Freek. Uit het bos is het nog ongeveer 4 kilometers boomloos waar je de bochten mooi boven elkaar kunt zien liggen . Het gebied is bevolkt met koeien met grote bellen en  boerderijen [ malga’s ] met huisgemaakte ricotta kaas. Zo vanuit de hoogte kan je iedereen mooi zien ploeteren en zie je soms ook hoe snel je een gaaet tje maakt.  Alle tanden naar links en met ongeveer 10 tot 12 km per uur kruipen we omhoog en komen we steeds mzo’n 5 minuten ve,rschil boven . Omdat de hut 500 meter onder de top staat hebben we afgesproken door te rijden tot de eerste rifugio in de afdeling. Dit is ongeveer 10 km onder top en voor de meesten levert dit een nat pak op. De hut wordt gebruikt om ons lekker op te warmen met latte macchiatto [ kwantiteit gaat hier boven kwaliteit] en een warme panini. Als iedereen dan binnen is en de regen iets mindert, gaan we naar beneden. Regenjasjes aan en een  extra krant voor de borst.

 

We hebben nog ongeveer 15 km te dalen en 1000 hm en dat is met de regen en allerlei troep, die uit het bos de weg op spoelt nog een hachelijke onderneming. Gelukkig komt iedereen heelhuids beneden en met nog een aantal onverwachte glooiingen, komen we langzamerhand weer op temperatuur en kunnen de jasjes uit om droog te waaien.  Bijzonder een rit vanaf de grote stad Bolzano, en vervolgens zie je hele dag alleen bergen en dan eindig je laat in de middag weer in een volop bevolkt vakantie gebied.  Het gebied van Lago Caldonazzo met daaromheen vele witte doeken en kassen van de fruittteelt

 

Zelf ging ik genietend van de omgeving en nagenietend van de klimmetjes samen met Jos in de camper   via een afsteek richting   Caldonazzo, waar we te gast waren bij de familie Ruumpol. Henk Ruumpol is een bekende van de groep. Hij was al een paar keer mee geweest  als begeleider van de fietsgroep en  een goede vriend van Jan Lenselink. Ze hadden een vakantiehuisje gehuurd in Caldonazzo en wij konden wel bij hun in de tuin overnachten. We werden hartelijk ontvangen en al snel stond het bier en rosé op tafel. Niet veel later kwamen Han en Jan  er ook aan, even lekker bij kletsen en de ervaring horen van Han over zijn fietstocht. Het viel hem niet tegen, maar hij kon niet overweg met het versnellingsapparaat. Hij heeft toen maar snel naar Jan gebeld om hem weer op te pikken.

 

De lucht begon te betrekken en het begon te onweren. Daarom besloten wij om de tenten  al vast op te zetten. Het was rustig in de omgeving en op een gegeven moment hoorden we een doffe klap. We keken op en zagen eerst niets. Maar toen we weer naar de auto’s liepen, zagen we waar de doffe klap vandaan was gekomen. Han was vergeten de handrem van zijn auto aan te trekken, waardoor  zijn  auto tegen de camper was aangerold. Gelukkig geen schade.

Niet veel later  kwamen de jongens er ook aan, drijfnat. Ze hadden een flinke bui over zich heen gehad. Dat zou dan ook de enige keer zijn deze week, dat ze nat werden van de regen. Na het ritueel van pilsje, pinda, chips en douche gingen we richting het dorp om te eten. Aangekomen bij het restaurant waren we eigenlijk al te laat, de kok was al naar huis. Jan kende de eigenaresse goed en zij zou voor ons gaan koken. Zo kregen we onze buikjes weer vol.

Mijn eerste 3 dagen in de bergen zaten er op en ik moet zeggen, dat het mij niet tegenviel. Het is wel anders fietsen dan de normale clubritjes, maar de lange klimmen begonnen wel te wennen. Ik geniet met volle teugen. Wat ook opviel is wat de dagelijkse rituelen zijn van de jongens. Bij elke pauze en aankomst op de camping werden de I-phones en smartphones gepakt en werd er gekeken op Strava Cycling hoeveel hoogte meters ze die dag gefietst hadden. Nou,  ik heb in ieder geval lekker gefietst.

Tijdens het eten was het mijn taak  om de gele trui door te geven. 2 mensen vielen mij de laatste dagen op. Aan wie zou ik de trui doorgeven: Freek of Jaap. Ik koos voor Jaap, omdat hij vlak voor het vertrek naar Italie last had gekregen van zijn lies, en het nog de vraag was of hij wel mee zou gaan. Heel bijzonder vond ik toch wel dat bij Jaap altijd een big smile op zijn gezicht te zien is bij het fietsen,  zowel bergop als in de afdaling.

Henk